Dertig jaar gelden gold in Roozenburgstellingen, dat de aanvaller er goed aandeed de steunschijven 47 en 49 resp. 2 en 4 te handhaven, terwijl de kroonschijf rustig opgeofferd mocht worden. Meerdere grootmeester hebben er inmiddels op gewezen, dat in het afspel na het openen van de Roozenburgstelling via de kenmerkende manoeuvre 33-28 (tempo) 18-22x14/18-23 (tempo) 33-29x37 het voor de aanvaller prettig is om de kroonschijf nog te hebben. De formatie 48,42,37/3,9,14 hindert de omsingeling van de tegenstrever enorm. Ook als de voorpost wordt verwijderd met de ruil 13-19x19, dan kan de kroonschijf en de formatie 48,42,37/3,9,14 het verschil uitmaken tussen winst en verlies.

De eerste die nadrukkelijk studie ging maken van varianten in de 32-28 17-22x22 opening, waarbij de kroonschijf gehandhaafd werd en schijf 2 vroegtijdig gespeeld, was Jannes van der Wal. Hij speelde het tegen mij in 1982 tijdens een oefenmatch. Later heeft Schwarzman het stokje van hem overgenomen. De opening 32-28 17-22x22 is er toevallig erg geschikt voor. Dat in tegenstelling tot de Sijbrandsvariant, waarin niet zwart maar wit de aanvaller is (vanuit de 32-28 19-23x23 opening). Het verschil zit hem in de stabiliteit van het steunpunt 24. Dat is relatief stabiel in de 32-28 17-22x22 opening en niet in de 32-28 19-23x23 opening.

De zettenvolgorde in de 32-28 17-22x22 opening luistert uiterst nauw. Elke verslapping in de behandeling van de zwarte opening eindigt in een dramatische nul. Er zijn weliswaar zettenwisselingen mogelijk en het systeem kan voortkomen uit andere openingen, maar alleen als deze variaties zich binnen bepaalde grenzen bewegen. De kenmerkende beginzetten van de Schwarzmanvariant zijn:

1.32-28 17-22 2.28x17 11x22 3.37-32 12-17 4.41-37 6-11 5.46-41 7-12 6.34-29 2-7! 7.40-34 19-23 8.45-40 14-19 9.32-28 23x32 10.37x28 20-24 11.29x20 15x24 12.41-37 16-21 13.31-26 11-16 (diagram 1)

De kroonschijf in een willekeurige Roozenburgstelling

Aantrekkelijk is het handhaven van de kroonschijf. Dat is niet altijd goed mogelijk. In dit voorbeeld uit de Sijbrandsvariant dient daartoe schijf 49 naar het centrum te gaan. Dat is niet eenvoudig te realiseren vanuit deze theoretische positie. Ik heb het meerdere malen tevergeefs geprobeerd. Voorheen werd hier steevast 11.38-33 gespeeld en wit staat tactisch gezien enorm onder druk en het sneuvelen van de kroonschijf is bijna onvermijdelijk. Dat zit hem vooral in de zetjes ingeleid met 25-30. Eerst de oversteek 40-35 en 44-40 en daarna pas bezetting van veld 33 geeft betere mogelijkheden tot scherp spel. Maar ook zwart heeft dan fraaie kansen.

Het is daarbij niet zo handig om met direct 11.40-35 te beginnen. Dan heeft zwart immers de manoeuvre 11...21-26 12.41-37 12-17 en schijf 35 blijft achter. Iets beter is 11.50-45, hoewel ook dan de manoeuvre 11...21-26 12.41-37 11-17 13.40-35 17-22 14.44-40 22x31 15.36x27 12-17 mogelijk is met vervlakking. Waarschijnlijk moet wit afwikkelen met 34-30. Deze snelle aanval tegen schijf 27 is het grote probleem in vrijwel alle varianten van de Sijbrandsvariant, waarbij geprobeerd wordt de kroonschijf te handhaven. In de Schwarzmanvariant is echter het prettig voor zwart, dat het tempo verschoven is. Daardoor is deze breekactie minder overtuigend.

Gerard Jansen - Hein Meijer

In het verleden was het gebruikelijk om zowel de schijven 2 als 4 te laten staan en schijf 3 vroegtijdig in de strijd te werpen. Echter dat heeft grote bezwaren in de Open Flankspelpositie na het verbreken van de Roozenburg. De formatie 3,9,14 is van essentieel belang om de tegenacties van omsingelaar te ontkrachten. Tegenwoordig zijn spelers als Gantwarg en Schwarzman van mening, dat de kroonschijf onmisbaar is in de open Flankspelpositie na het openbreken van de positie. Voor het maximaal uitstellen van het openen van de stelling is het dan belangrijk, dat schijf 24 niet adequaat bedreigd kan worden, zoals in de Sijbrandsvariant vaak wel het geval is.

Voor een goed begrip van de zwarte bedoelingen in dit soort Roozenburgstellingen is diagram 3 van groot belang. De stand deed zich voor in de partij Gerard Jansen - Hein Meijer. Hij is ook kort behandeld bij afspel. De witspeler geniet het respect van de echte grootmeesters. Desondanks slaagt hij er niet in iets nuttigs te doen aan de komende positionele ramp. Kennelijk hebben beiden spelers al hun tijd verbruikt in de opening en hadden niets meer over voor de rest van de partij.

De stand heeft meer te maken met het realiseren van het voordeel in een Roozenburg te maken, dan met de theorie van de opening. Zwart speelde hier na het achteloze 19.45-40?? de dodelijke zet 18-23!! en wit heeft geen behoorlijke voortzetting meer.

Dat zit hem in een batterij met zetjes. Belangrijk is dat 20.34-30 23x32 21.33-29 24x33 22.39x37 (diagram 4) faalt op 22...17-21 23.26x28 27-32!! 24.38x27 19-24 25.30x19 14x41. Onspeelbaar is ook 19.45-40 18-23 20.33-29 23x32 21.29x20 en zwart loopt door naar dam met 21...32-37!

Een bekend 'standaard' probleem zijn de afwikkelingen gebaseerd op 22-28. Na 19.45-40? 18-23! 20.34-30 23x32 21.47-41 (diagram 5) heeft zwart het verrassende 21...24-29! 22.33x24 10-15!! Een ontdekking thuis van een enthousiaste deelnemer aan de masterclass. Er dreigt nu het verschrikkelijke 22-28 gevolgd door dam naar 47. Teruggeven met 24-20 lost weinig op. Wit moet bijgevolg direct teruggeven met 41-37 etc. en staat zeer slecht.

Op 23.38-33 resp. 39-33 gaat het ondermeer om de andere bekende wending in dit soort posities ingeleid met 17-21. Overigens is in de diagramstand direct 21...22-28 ook erg kansrijk. Dat is gebaseerd op 22.31x22?? en zwart kan op meerdere manieren naar dam combineren. Een minder bekende mogelijkheid is: 22...19-23 (i.p.v. 10-15 en 14-20) 23.30x19* 13x24 24.38x27 24-29 23.33x24 10-15 24.22x33 14-20 X. Bijgevolg is het gespeelde:

19.45-40? 18-23! 20.47-41* 23x32 21.33-29 24x33 22.39x37 19-23 23.44-39!? (diagram 6)

niet onredelijk. Grappig in deze stand is, dat wit de problemen aan de lange vleugel niet kan oplossen via de achterloop 23.37-32?, vanwege het verrassende 23...14-20 24.25x5 16-21 25.5x28 22x33 met dam. De partijvoortzetting 23.44-39 is niet de beste verdediging, omdat zwart daarna ook nog het verschrikkelijke 49-44 weet af te dwingen. Relatief beter is eerst 34-30, 40-34 en daarna pas 44-39.

23...23-28! 24.49-44*

Andermaal heeft wit gedwongen spel. Hij kan het geplande 24.38-33 niet spelen, vanwege het zetje 24...14-20 25.25x5 16-21 26.5x32 27x47.

24...13-18 25.34-30* 9-13!?

Kennelijk is omstreeks deze fase van de strijd de tijd op beider klokken echt vrijwel verstreken. Beiden spelers laten meerdere steken vallen. Zwart kan bv iets nuttigs doen met de belangrijke formatie 3,9,14 via 25...10-15! gevolgd door 14-20x20. Het tegenhouden van de zet 38-33 is na het opspelen van schijf 49 immers niet belangrijk meer.

26.40-34 13-19?

Veel beter is 26...10-15! met de bedoeling op 27.30-24 de vijandelijke lange vleugel op te rollen via 27...17-21 28.26x17 12x21 etc.

27.44-40 8-13 28.39-33 28x39 29.34-29 19-23 30.43x34 14-19?

Vrijwel winnend (diagram 7) is 30...23-28! en de terugruil 31.38-33 28x39 32.34x43 faalt op 32...17-21 33.26x19 14x45 X.

31.48-43 10-14 32.43-39 4-10 33.38-33 23-28 34.42-38 19-23 35.30-24 14-19 36.26-21? 17x26 37.25-20 19x30 38.34x25 23x32 39.20-15 28x39 40.37x19 26x46 41.15x4 4x31

met een hopeloos eindspel. Een  beetje jammer dat geknoei in de laatste fase van de partij. Maar toch is het een van de duidelijkste illustraties van wat de formatie 3,9,14 kan betekenen voor de aanvaller in een Roozenburgstelling.

De opening

Het realiseren van een gewonnen stelling is niet hetgeen waarover de Masterclasses van Gantwarg gaan. Het bereiken van stellingen, die gewonnen kunnen worden is het focuspunt. Hij stelt voorts, dat elk behandeld systeem met beiden kleuren gespeeld zou moeten worden door de deelnemers van de Masterclass. Met name geldt dit voor deze scherpe variant van de 32-28 17-22 opening. Zelf heb ik indertijd twee gedenkwaardige partijen gespeeld tegen beide 'founding fathers' van  de opening van der Wal en Schwarzman. Ik ben niet iemand, die vertrouwt op de blauwe ogen van mijn tegenstander. De partijen onder aan de pagina, waarin wit volop meedoet, zijn niet de enige behandelde door Anatoli in deze opening. Op andere pagina's komen afgeleide schema's uit Winkel - Luteijn en Tsjizjow - Meurs aan de orde.

Foerman - Klaas Bor

De zetten volgorde in de opening is belangrijk. Dat bleek in de partij Foerman - Klaas Bor. Zwart speelde in de diagramstand de langzame zet 17...1-6 (nodig is 21-27!) en kreeg te maken met het kenmerkende probleem uit de boven genoemde overeenkomstige Sijbrandsvariant t.w. een stormloop over veld 29. Er volgde 17...1-6? 18.34-29 10-15 19.29x20 15x24 20.39-34! en goede raad was duur. Schijf 24 dreigt te vallen. De ruil 24-30 geeft wit een kansrijke aanval met de korte vleugel.

Met 17...21-27! had zwart deze problemen kunnen voorkomen. Op 18.34-29 10-15 19.29x20 15x24 20.39-34 heeft hij de beschikking over 20...18-23 (diagram rechts).

Nu is in 21.47-41 23x32 22.34-29 4-10 23.29x20 10-15 zwart op tijd. Indien nodig kan hij zich daarna bevrijden met de standaardmanoeuvre 22-28. De afwikkeling 21.26-21 is geen succes, omdat zwart na het slaan beschikt over 24-30 met schijfwinst. Op 21.33-29 23x34 22.29x20 heeft zwart 22...32-37 met doorloop.

Thijssen - Winkel

Er staat een volkomen normale positie op het bord voor deze opening. In de partij Luteijn - van der Wal stond schijf 6 op 1 en 11 op 16. Dat maakt enig verschil. Een thema, dat een rol zou kunnen spelen in dit soort standen is de plakker (18-23) 25-20x29. Er zijn geen geschikte voorbeelden van. Ook in deze partij besluit wit tot normaal tegenspelen van de breekactie 18-23 met sluiten en 33-29x37.

De timing van de breekactie 18-23 lijkt hier op het eerste gezicht niet echt belangrijk. Maar het geeft desondanks grote verschillen. In de partij krijgt wit controle over veld 29. Dat is niet het geval na direct 18-23. Ook heeft zwart in sommige varianten de beschikking over zetjes gebaseerd op de formatie 10,14,19 (Zie analyse). In de partij volgde:

20...10-15 21.50-45! 18-23

Aangegeven werd de curieuze mogelijkheid 21...11-16?! 22.45-40! 18-23* (Niet goed is 22...4-10? 23.34-29!! en zwart heeft geen geschikt tempo) 23.25-20 23x43 24.20x29 12-18 25.49x38 19-23 26.29-24 (diagram rechts) en er ontstaat een nog nooit eerder vertoonde vorm van omsingeling. Door het zetje naar 10 moet zwart zijn tegenstander nu 'helpen' bij de omsingeling i.p.v. het positioneel gewenste 8-12.

Evenwel 26...23-28 is vermoedelijk toch beter voor zwart. Vergelijkbare schema's hadden zich voor kunnen doen in de partij Luteijn - van der Wal. Daar stond schijf 1 nog op zijn plek. Dat maakt verschil.

22.48-43*

Wit kan de aanval tegen schijf 27 niet versterken met 22.49-43? 23x32 23.33-29 24x33 24.39x37, vanwege het zetje 24...17-21!

22...23x32 23.33-29 24x33 24.39x37 11-16?

Dit is zo'n beetje de beslissende fout. De pointe van de voorgaande zettenreeks van wit is, dat hij door de gedeplaceerde schijf 6 nu controle heeft over veld 29. In de partij Luteijn - van der Wal stond bv schijf 6 op 1 en 11 op 16. Daardoor had zwart in dat geval nog de ruilmogelijkheid 1-7 en 19-23x23. In deze stand is de 'normale' zet 24...19-23 en wit heeft het offer van Keller. Doordat schijf 6 niet meer naar 7 kan, geeft dat wit controle over veld 29. Bv 25.34-29! 23x34 26.37-32 11-16 27.32x21 16x27 28.42-37! even later gevolgd door 44-40! met onvermijdelijk even later de val van schijf 27.

Iets meer verdediging biedt de beginzet 24...13-18 met als pointe, dat de achterloop 25.37-32 beantwoord kan worden met 25...22-28. Ook dan is de ongebruikelijke zet (24...13-18) 25.44-40! een probleem. Immers de meerslag finesse werkt nu niet meer, terwijl veld 29 nog steeds in handen dreigt te vallen van de witspeler. Tenslotte blijkt het wat merkwaardige 24...19-24 wel voldoende verdediging te bieden. Het gaat dan om de variant 25.44-39 11-16 26.37-32 6-11 27.32x21 16x27 28.42-37 24-29 29.34x23 13-19 30.23-18 22x13 31.31x22 17x28 en zwart heeft alleen een wat dunne korte vleugel.

25.34-29! 19-24 26.29x20 15x24 27.38-33 6-11* 28.43-39! 14-20 29.25x14 9x20 30.45-40! 4-10 31.40-34 10-15 32.42-38! 3-9 33.47-42

en zwart besloot via 33...24-29 een schijfje te geven. De dreiging 26-21 en 33-29x6 is te verschrikkelijk.

Verwante schema's:

 

Overzicht partijen: