De Roozenburgstelling is niet bedoeld voor de eeuwigheid. Het is beider bedoeling om op een gegeven moment af te wikkelen naar een Flankspelpositie. Meestal vindt deze transformatie plaats via de achterloop 33-28 gevolgd door tempo plus 18-22x14. Evenwel meerdere overgangen zijn mogelijk. Ieder met hun eigen kenmerken. Wanneer de aanvaller na de overgang de verdediging van zijn voorpost op orde heeft, dan staat hij goed volgens Gantwarg. Gantwarg gaat daarbij zeer ver. Het enige probleem voor de aanvaller is dan de afruil van de voorpost. Niet altijd heeft hij dan in de overblijvende stand adequaat voordeel. De aanvaller heeft er baat bij de overgang zo lang mogelijk uit te stellen om zoveel mogelijk schade aan te richten in het achterland van de omsingelaar. Kansen voor de omsingelaar ontstaan naast de aanval tegen de voorpost door te spelen tegen een overladen korte vleugel. Ook zijn er wat finesses, die van belang zijn. Dat ondervond Gantwarg in zijn beroemde tegen Mitsjanski aan de lijve...

Inmiddels heeft Gantwarg meer dan een dozijn gevallen behandeld van het open flankspel, dat kan ontstaan na de verbreking van de Roozenburgstelling. Meestal gebeurt dat via de manoeuvre 33-28 gevolgd door tempo plus 18-22x14. Er zijn evenwel andere mogelijkheden. Belangrijk voor de aanvaller is, dat na de standaard er altijd overtollig materiaal op de lange vleugel van de verdediger terecht komt. Daardoor is het probleem van een overladen korte vleugel (valse staart) meestal niet groot. In de diagramstand daarentegen is er wel degelijk sprake van een probleem. Zwart heeft slechts één overtollig stuk op de lange lijn. Meestal zijn het er twee (Schijf 4 staat dan op 10). Wit heeft een overladen korte vleugel, maar dreigt met 34-30. Dat dwingt zijn tegenstander tenminste eenmaal achter te lopen over veld 19 en wat van het witte probleem op te lossen. In de partij volgde: 30...14-19 31.31-27 19x30 32.35x24 13-18!! (diagram 2). Een op dat moment totaal nieuwe mogelijkheid.

Gantwarg - Mitsjanski

De laatste zwarte zet is een ongewone en buitengewoon sterke reactie. Normaliter heeft wit na het spelen van een schijf 18 de hergroepering 29-23 18x29 24x33 met groot centrumoverwicht. Hier echter is dat niet het geval en dat blijft zo gedurende enige zetten. De oorzaak is een reeks verrassende wendingen, die vanaf heden als het belangrijkste wapen van de omsingelaar in de open Roozenburg beschouwd kunnen worden.

In diagram 2 zou wit uitstekend staan als hij zijn valse staart kon oplossen met de hergroepering 29-23 (18x29) 24x33. Evenwel vele zetten lang is dat verhinderd door lichte combinaties. Daardoor kan zwart ongestoord de formatie 9,13,18 opbouwen en met 18-22x22 toeslaan. Hier is 33.29-23 verhinderd door 33...20x29 34.23x34 29-33 X. Rechts is 35.39-33 verhinderd door het thematische 35...20x29 36.23x12 15-20 37.34x23 2-7 38.12x1 8-13 39.1x18 13x35 X.

In de partij volgde 33.48-42 9-13 34.43-38 4-9 (diagram 3) 35.39-33 2-7! 36.49-43 7-11! 37.42-37 17-22 en opgegeven, want wit komt twee stukken achter in het eindspel zonder duidelijk verweer.

Een tweede belangrijke observatie van Gantwarg in de open Flankspelpositie na de verbreking van de Roozenburg is dat de aanval tegen schijf 24 zelden een probleem is. In de praktijk zijn er vrijwel geen voorbeelden bekend, waarin de omsingelaar kansen wist te scheppen via de aanval over veld 19. Ton Sijbrands speelde eens een wat frivole oefenpartij bij de centrale training tegen Jannes van der Wal en leek daarbij welhaast de bliksem te willen aantrekken (diagram 4). Wit heeft de denkbaarst ongunstige opstelling gekozen voor het openen van de stelling. Schijf 49 is een akelige zwakte en materiaal verlies lijkt onvermijdelijk.

Sijbrands - van der Wal

Er volgde echter:

20.32-27 21x32 21.38x27!

Dat dreigt met slagjes naar 1. Wit moet wel wat aldus improviseren om kansen te krijgen. Op het normale 21.37x28 is het offer van Keller 21...17-22 22.28x17 14-19 23.40-35 19x30 24.35x24 10-14 25.38-32 14-19!? niet beslissend, vanwege het verrassende 26.42-37 19x30 27.17-11 6x17 28.29-24 20x27 29.37-31x1=. Maar kansrijk voor wit is het niet. De partij ging verder met het logische

21...7-12

Opgemerkt moet worden, dat op bv 21...8-12? de twee om twee 27-22 en 37-31x23 wit ruim voldoende verdediging geeft.

22.39-33!!

Een nogal unieke zet. Hij is erop gebaseerd, dat de achterloop 22...14-19 niet doorslaggevend is, vanwege 23.29-23 19x19 24.27-22 17x28 25.37-31x5=.

22...17-21 23.43-39 21x32 24.37x28 14-19 25.40-35 19x30 26.35x24 9-14?

Zondermeer een slordige voortzetting. Beter is 26...10-14 27.45-40 14-19 28.40-35 19x30 29.35x24 9-14 30.44-40 14-19 31.40-35 19x30 32.35x24 13-19 33.24x13 8x19 en de partij loopt hoogstwaarschijnlijk remise. Zwart heeft weliswaar de witte korte vleugel kaal gegeten. Maar een eventuele doorbraak moet van ver komen. Een doorbraak ten koste van een schijf is vrijwel altijd te duur, omdat wit voldoende tegenaanval heeft plus het gewonnen schijfje.

27.42-38 12-18

Zwart is andermaal het slachtoffer geworden van een verrassende finesse. De achterloop 27...14-19 faalt op 28.29-23 20x49 29.23x5 49x23 30.5x37 en de de witte dam gaat de 'ijskast' in met winnend voordeel.

28.44-40 18-22? 29.28x17 14-19 30.33-28!! 19x30 31.17-12 8x17 32.28-22 17x28 33.29-23 28x19 34.39-33 30x28 35.37-31x5

en wit won het overblijvende eindspel.

Merk op dat het offer van Keller een interessante mogelijkheid is om de aanval tegen schijf 24 extra kracht bij te zetten. Maar hier en in andere gevallen zijn de successen met dit offer op de vingers van een hand te tellen. Soms heeft wit zoals hier een tegencombinatie. Vaak is hij op tijd met de horizontale dekking via terugofferen en de oversteek naar 23. Zwart wint dan voor de aanval niet meer dan een tempo, wat dus niet genoeg is. Er zijn ook gevallen bekend, waarbij schijf 17 na de uitwisseling tegen schijf 24 gewoon te verdedigen bleek voor wit.

Merk op dat zwart in dit verloop op diverse momenten remise kan maken met de ruil 13-19x19. Opmerkelijk weinig wordt in de praktijk gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Zwart laat daarmee immers alle hoop op winst varen. Het is volgens Gantwarg een psychologische kwestie. In correspondentiepartijen daarentegen, waarin de zwartspeler onbeperkt tijd heeft om zich te beraden, wordt deze remise zelden gemist.

Luteijn - Ibrahimov

Een voorbeeld, waarin de zwartspeler remise maakt met de breekactie 13-19x19. Dat was hem niet zo eenvoudig gelukt, als wit in de diagram 7 had kunnen wachten. Echter in de variant 19.45-40 10-14 20.49-44 14-19 21.33-28 19x30 22.35x24 4-10 23.28x19 18-22 24.27x18 12x14 25.32-28 (Beter is 38-33) 17-22! (offer van Keller) 26.28x17 14-19 27.40-35 19x30 28.35x24 9-14! 29.44-40 14-19 30.40-35 19x30 31.35x24 10-14 32.37-32 7-11! bungelt wit op de rand van de afgrond.

19.33-28 18-22!?

Veel beter is 19...9-14 20.28x19 14x23 21.39-33 10-14 22.33-28 14-19 23.43-39 19x30 24.35x24 4-9 25.28x19 18-22 26.27x18 12x14 27.49-44 17-22 28.45-40 7-12 en zwart staat veel gemakkelijker.

20.28x19 22x31 21.36x27 17-22 22.27x18 12x14 23.32-28 14-19 24.38-32 19x30 25.35x24 7-12 26.42-38!? 16-21 27.49-44 6-11 28.45-40 11-16 29.46-41 21-27 30.32x21 26x17 31.38-32 10-14 32.40-35 14-19 33.44-40 19x30 34.35x24

Mogelijk is 31...13-19 32.24x13 9x18 met eenvoudige remise en zwart haalt het bord leeg.

34...17-21 35.41-36 13-19 36.24x13 8x19 37.36-31

De standaardzet 37.29-23 faalt op 37...21-26 38.23x3 12-17 39.3x21 16x49 X.

37...9-13?

Zwart mist hier 37...20-24 38.29x20 15x24 met het partijverloop.

38.43-38?

Wit mist de laatste kans 38.29-23 19-24 39.31-27 met een goede aanval.

38...21-26 39.31-27 20-24 40.29x20 15x24 41.38-33 13-18 42.28-22

en ondanks verwoede pogingen slaagde wit er niet in om zijn voordeel te realiseren.

Jansen - Meijer

Nevenstaand diagram toont de overgang van de Roozenburgstelling naar flankspel volgens de jongste opvattingen. Zwart heeft de ideale positie bereikt. De formatie 3,9,14 is nog op het bord en blokkeert elke witte omsingelpoging. De formatie 10,14,19 blijkt nuttig om de witte verdediging de genadeslag te geven. Er volgde

 19.45-40? 18-23 20.47-41*

Het is bijzonder belangrijk voor zwart, dat dit verschrikkelijke tempo nodig is. Anders zou de witte stand na de afwikkeling nog heel behoorlijk zijn. De zwarte korte vleugel is overladen en wit kan met kans op succes tegen de valse staart spelen. Echter op 20.34-30? 23x32 21.33-29? 24x33 22.39x37 volgt het zetje 22...17-21! 23.26x28 27-32! 24.38x27 19-24x41 en wit kan opgeven.

20...19-23 21.44-39*

Zwart 'vangt' de hangende schijf 41. Dat is gebaseerd op het zetje 21.37-32? 14-20 22.25x5 16-21 23.5x28 22x33 en altijd komt zwart winnend op dam.

21...23-28!!

en wit kwam er in de rest van de partij niet meer aan te pas.

van den Akker - Schwarzman

Kleine verschillen in de stand maken een wereld van verschil. De stand lijkt sprekend op de partij Jansen - Meijer. Zwart aan zet besloot terecht tot het openbreken van de stelling via:

18...18-23!

Wachten met 18...1-6 had na 19.50-45! 18-23 20.30-25 23x32 21.33-29 24x33 22.39x37 geresulteerd in een slechte stelling voor zwart, omdat de oversteek 19-23 er niet in zit en wit bijgevolg de controle heeft over veld 29 en het centrum.

19.30-25 23x32 20.33-29 24x33 21.39x37 19-23 22.44-39 1-6 23.34-30 13-19 24.30-24 19x30 25.25x34 14-19

Dwingt wit hem te helpen met de ontwikkeling van de korte vleugel door de kenmerkende dreiging 17-21.

26.37-32* 8-13 27.32x21 16x27 28.38-33!

Wit speelt tegen de overladen zwarte korte vleugel. Vermoedelijk is het hier niet genoeg. Maar in de partij weet hij er later wel mee te winnen. Er zijn meer voorbeelden, waarbij de omsingelaar met succes speelt tegen de valse staart van de aanvaller.

 

Overzicht partijen: