Piet Roozenburg was de grondlegger van een groot aantal systemen, die inmiddels behoren tot de vaste theoretische bagage van elke sterke speler. Het bekendste systeem is de Roozenburg stelling. Er waren er meer. Het is niet helemaal bekend hoe hij nu zelf dacht over de waarde van de Roozenburgstelling. In het boek(inclusief een Cd-rom met tal van andere publicaties en partijen van Piet Roozenburg), dat voor 20 euro te verkrijgen is bij de bondswinkel, vertellen een groot aantal medewerkers over het leven en werken van Piet Roozenburg. Echter iedere theoretisch verhandeling over de grondslagen van het systeem ontbreekt. Dertig jaar geleden werd Frits Luteijn door Roozenburg geveegd tijdens een simultaan met behulp van de kenmerkende opstelling, waar Schwarzman nu furore mee maakt. Piet noemde dit na de partij verontschuldigend: 'Standaard'.
De Roozenburgstelling wordt gekenmerkt door de gelijktijdige bezetting van de velden 24 en 27 door de de aanvaller en een centrumbezetting van de tegenspeler. Het is de bedoeling op enig moment met de aanval tegen het centrumstuk een open stelling te creëren, waarin het centrum van de aanvaller zou moeten gaan werken. Dit openen van de stelling wil de aanvaller zolang mogelijk uitstellen om maximale schade aan de verdediging van de omsingelaar aan te richten. De gelijktijdige bezetting van de velden 27 en 24 is ambitieus. Beide stukken staan bloot aan aanval over de velden 32 resp. 29. Regelmatig gebeurt het dat na het openen van de stelling het stuk op 27 in de problemen komt en verloren gaat. Een enkele keer slaagt wit erin de centrumschijf 28 gunstig uit te wisselen tegen schijf 24.
Om werkelijk iets te hebben aan het centrumoverwicht gelden dezelfde uitgangspunten als in eerdere stellingen, die aan de orde zijn geweest. Dat wil zeggen. Schijf 27 moet adequaat verdedigd kunnen worden en de schijven 24/27 moeten overeind blijven zolang de Roozenburg stelling gesloten is. Na het openen van de stelling dient zwart de tegenacties van zijn tegenstander met de korte vleugel onder controle te kunnen houden. Anders heeft hij alleen een groot en machteloos centrumblok zonder enige toekomst. Als voorbereiding tot de match tegen Andreiko onderzocht Ton Sijbrands de Roozenburgstelling mogelijk vanuit de 32-28 19-23x23 opening. Dat is inmiddels de meest bestudeerde vorm vorm van Roozenburg geworden, die we kennen. Het systeem werd beroemd door de eerdere partij:
Wiersma - Kuijken
Het schema, dat resulteerde in bovenstaande diagramstand is de ultieme vorm van dynamische Roozenburg. De voorgaande opening is interessant. Het afspel is interessant. Grote aantallen combinaties spelen een rol. Inmiddels heeft Sijbrands aangegeven, dat wit aan moet sturen op de stand met schijf 36 op 41 en 50 op 45. Hij heeft dan meer mogelijkheden. In verband met zetjes moet wit daar reeds vroeg in de opening op rekening mee houden.
Zwart aan zet moet een belangrijke beslissing nemen t.w. hij kan schijf 1 spelen of wachten met 4-10. De laatste zet kwam pas naar voren naar aanleiding van de derde matchpartij Sijbrands - Andreiko (oktober 1973). Hij is met name gericht tegen schijf 27. De zet 17...1-6 zorgde indertijd (1973) voor een sensatie. Het dammetje naar 48 komt erin op de volgende zet. Dus wit moet snel in actie komen of het hoeft niet meer. Direct achterlopen met 18.33-28 faalt op het zetje 18...25-30 19.34x14 23x45 20.19-14 18-23 21.28x19 17-22 22.27x18 12x10 met schijfwinst.
17...1-6 18.50-45!?
Direct na de partij werd gewezen op de mogelijkheid 18.40-35!. Dat is gebaseerd op het feit dat de dammetjes naar 48 niet altijd zo erg zijn. Men zie het verloop 18...6-11 19.33-28 4-10! (Zwart verliest na 19...26-31 20.37x26 13-19 21.24x22 20.28x19 9-14 21.38-33 (De afwikkeling 21.36-31 14x23 22.27-22 is iets gemakkelijker voor wit) 21...14x23 22.33-28 26-31 23.37x26 13-19 24.24x22 4-10 door de tegencombinatie: 25.28x19 17x48 26.19-14, 29-24 en 39-34 met winst.) 20.28x19 9-14 (diagram 3) 21.38-33 14x23 22.33-28 met een buitengewoon ingewikkeld gevecht. In de partij Sijbrands - Gantwarg wikkelde wit af naar een gunstige remise via 21.36-31 14x23 22.27-22 18x36 23.29x9 20x40 24.9-4 16-21 25.4-27 11-16 26.50-45 etc.
18...4-10!?
Inmiddels weten we dat 18...6-11! veel dwingender is. In de partij Sijbrands - Andreiko volgde 19.33-28 26-31? 20.28x19 31x22 21.19-14 22-28 22.32x23 13-19 met remise. Erg goed is 19...4-10! 20.28x19 9-14 met het verloop van de partij Wiersma - Kuijken.
19.33-28?
Dit speelt wit in de kaart. Volkomen in orde is 19.40-35! 6-11 20.44-40 en de afwikkeling 20...26-31 21.37x26 13-19 22.24x4 10-14 23.4x22 17x48 etc. is beter voor wit.
19...9-14 20.28x19 14x23 21.38-33 6-11 22.36-31?
Dit is zo'n beetje de beslissende fout. Achter het bord slaagde Harm er niet in om te berekenen, dat de damzet naar 48 niet beslissend is. Speelbaar is het verrassende 22.33-28! 26-31 23.37x26 13-19 24.24x22 3-9 25.29x18 12x23 26.28x19 17x48 27.36-31 7-12 28.19-14 10x19 29.47-42 48x37 30.31x42 11-17 31.42-38 en de zwarte aanval tegen de witte lange vleugel slaat niet door. Later is aangegeven, dat zwart een fractie meer kansen krijgt via de afwikkeling 22.33-28 17-22 23.28x6 23-28 24.32x23 7-11 25.6x17 12x41 26.23x12 8x17 27.42-37 en 24-19x37. Zwart heeft daarna erg veel tempi, maar zijn stukken staan niet bijzonder actief.
22...10-14! 23.43-38 14-19 24.40-35 19x30 25.35x24 17-21 26.33-28 12-17 27.28x19 18-23
en wit had een buitengewoon moeilijk te hanteren positie en ging roemloos ten onder.
Sijbrands - Beerepoot
Ton Sijbrands heeft naderhand aangegeven, wat de meest exacte zettenvolgorde is in deze opening. In de diagramstand heeft hij schijf 41 laten staan en schijf 50 al naar 45 gespeeld. Zwart is aan zet en moet een belangrijke beslissing nemen. Kiest hij voor 1-6 om op het dammetje naar 48 te spelen, dan heeft wit de opbouw met 40-35! en 44-40 zonder vrees voor het welbevinden van schijf 27. Echter wanneer zwart 4-10 speelt, dan is het onverstandig om een gat te maken op veld 40 en moet er 41-36! gespeeld worden. Het dammetje naar 48 is daarna vrijwel altijd te duur, terwijl de overrompeling van schijf 27 er niet in zit.
17...4-10 18.41-36!
Na 18.40-35 heeft zwart de overrompeling van schijf 27 via 18...7-11! en zwart heeft een extra aanvaller geregeld tegen het witte steunpunt op een moment, dat de afwikkeling 27-22 er niet inzit. Bv. 19.44-40 17-22 20.41-36 22x31 21.36x27 2-7 22.33-28 12-17! 23.28x19 17-22 en schijf 27 valt. Dit verloop luistert nauw, want in de diagramstand na 22...11-17? 23.28x19 17-22 heeft wit de standaardreactie 24.29-23! en wat zwart ook doet steeds komt wit met de schrik vrij.
18...1-6!?
Hier is ook wel 18...17-22 19.47-41 22x31 20.36x27 12-17 gespeeld. Wit heeft dan twee mogelijkheden t.w. de ruil 27-21 en de afwikkeling 34-30. De laatste is vermoedelijk de beste. Wit staat daarna wat gemakkelijker. Sijbrands heeft wel eens 27-21 geprobeerd. Dat beviel niet erg.
19.40-35!
Nu wel !!
6-11 20.44-40!
Onbevreesd voor het dammetje naar 48.
17-22 21.49-44 22x31 22.36x27 11-17 23.47-41 17-21!?
Zwart heeft hier een grappige valstrik t.w. 23...17-22 24.41-36 22x31 25.36x27 10-14 26.33-28? (Wit moet afwikkelen met 24-19 en 34-30 met gemakkelijker spel) 14-19 27.35-30?? (diagram 8) 16-21!! 28.27x16 12-17 en wit verliest.
24.33-28 7-11
Zwart moet een zeer pijnlijk tempo maken. Na opvangen met 24...9-14 25.28x19 14x23 is de afwikkeling 27-22 etc. niet beter voor wit. Maar gewoon verder spelen met 26.39-33 leidt tot groot voordeel.
25.28x19 2-7 26.29-23!! 18x29* 27.24x33 13x24 28.34-30 25x34 29.39x19 9-13? 30.27-22 13x24 31.22-18 12x23 32.32-27 21x32 33.37x30
Dodelijke standaard reactie in diagram 9. Wit hergroepeert en laat zwart zitten met een positionele puinhoop. Hier wint het zelfs een stuk. Zwart mag vrijwel nooit slaan met 26...20x29, vanwege dammetjes naar 5. Hier is blijkt i.p.v. 27.41-36 gevolgd door 37-31 positioneel verder spelen via 27.32-28 21x32 29.38x27 13x24 30.28-22 nog verschrikkelijker.
Luteijn - van Straten
In eerdere en latere partijen deed zich het idee van de Schwarzmanvariant om de kroonschijf te handhaven ook voor in de Sijbrandsvariant. Echter om dat mogelijk te maken, moet wit volgens Gantwarg in eerste instantie afblijven van veld 33. De hoofdvariant van de Sijbrandsvariant ontstaat na 14.38-33. Merk op dat na de zet 38-33 het partijverloop met handhaven van de kroonschijf niet meer mogelijk is. Dat zit hem in de zetjes ingeleid door 25-30.
14.40-35!? 17-21 15.44-40 21-26!?
Zwart speelt de natuurlijke zet. Echter een van de bezwaren van vroegtijdig 40-35 en 44-40 is de mogelijkheid te hergroeperen met 15...12-17 gevolgd door 16...18-22. Wanneer wit op 18-22 niet met schijf 29 kan slaan, blijft hij zitten met een akelige valse staart op de korte vleugel. Na 15...12-17 16.50-45 (39-33? 13-19!) 21-26 heeft wit geen bevredigende voortzetting meer. Er dreigt 18-22. De ruil 27-21 is gezien de overladen witte korte vleugel geen vetpot. Na 17.39-33 is het dammetje 17...16-21 18.27x16 26-31 19.36x26 13-19 20.24x22 17x46 21.29x18 46-5 gewonnen voor zwart.
16.41-36 11-17!?
Nog steeds is 16...12-17! tamelijk onaangenaam voor wit.
17.39-33 17-22 18.50-45 22x31 19.36x27 12-17
Eindelijk ziet zwart het licht. Hier is deze zet alleen nog maar vervelend voor wit. Rampzalig is het niet. De stand is inmiddels een dozijn keer voorgekomen. Het partijverloop is theorie.
20.33-28 4-10
Zwart moet iets doen tegen de dreigende doorloop van schijf 19 naar dam.
21.28x19 17-22 22.47-41 22x31 23.41-36 9-14*
Vrijwel gedwongen. Zwart moet terugkeren naar veld 23. Anders volgt de standaardzet 29-23 met groot voordeel voor wit.
24.36x27 14x23 25.43-39 7-12 26.49-43 2-7
Er is sprake van een dynamische evenwicht. Beide spelers kunnen niet doordrukken. Op 26...12-17 heeft wit het bekende zetje 27.37-31 26x28 27.27-22 met vernietiging.
27.35-30
Dit is de enige redelijke wachtzet. Op alle andere zetten behalve 27-22 wint zwart met 12-17-22.
27...7-11 28.27-22* 18x27 29.29x9 20x29 30.34x23 25x34 31.32x21 3x14 32.40x29 16x27 33.39-34!?
Deze zet is meerdere malen gespeeld. Ook in de stampartij Wiersma - Gantwarg. Het stuurt een schijf de verkeerde kant op. Meerdere malen is opgemerkt, dat 33.38-33 wellicht kansrijker is. Evenwel ook dan heeft zwart voldoende tegenspel en kan er gesproken worden van een dynamisch evenwicht. Opgemerkt kan worden, dat er meer variaties zijn, waarbij wit de kroonschijf handhaaft. Geen daarvan is echt bevredigend.