Piet Roozenburg was jarenlang beeldbepalend figuur in de damsport in Nederland. Na de twee wereldoorlog werd hij tweemaal wereldkampioen. Later gaf hij de voorkeur aan zijn maatschappelijk carrière. Na de komst van de Russen in de damwereld heeft hij nog eenmaal de teugels opgenomen en de theoretische ondergrond gelegd voor latere Nederlandse wereldkampioenen als Sijbrands en Wiersma. Naar hem is een buitengewoon scherpe opstelling genoemd, die ook heden ten dage nog behoort tot de gangbare bagage van elke topspeler.
Tijdens zijn leven heeft hij de naar hem genoemde opstelling overigens weinig op het bord gehad. Wanneer je zoekt in Turbo dambase, dan tref je slechts 15 voorkomens aan van een positie met de kenmerkende opstelling. Wel heeft hij op aandringen van Ton Sijbrands een uitvoerige studie geschreven. Het boek en de CD zijn nog steeds verkrijgbaar. De gelijktijdige bezetting van de velden 27 en 24 is ambitieus. Beide stukken staan bloot aan aanval over de velden 32 resp. 29. Regelmatig gebeurt het dat na het openen van de stelling het stuk op 27 in de problemen komt en verloren gaat. Een enkele keer slaagt wit erin de centrumschijf 28 gunstig uit te wisselen tegen schijf 24. In het diagram de beroemde partij Wiersma - Kuijken.
De Roozenburgstelling wordt gekenmerkt door de gelijktijdige bezetting van de velden 24 en 27 door de de aanvaller en een centrumbezetting van de tegenspeler. Het is de bedoeling op enig moment met de aanval tegen het centrumstuk een open stelling te creëren, waarin het centrum van de aanvaller zou moeten gaan werken. Dit openen van de stelling wil de aanvaller zolang mogelijk uitstellen om maximale schade aan de verdediging van de omsingelaar aan te richten. Het realiseren van het centrumoverwicht is geen 'free ride'. Een prachtig voorbeeld van de risico's, waar de aanvaller aan bloot staat is het duel Gantwarg - Mitsjanski.
Tijdens het Suikertoernooi 1974 kwam onverwachts een variatie van de Roozenburgstelling op het bord, die niet eerder serieus bestudeerd was. Frank Drost speelde tegen Anatoli Gantwarg een variant (diagram 3), waarin zwart veld 20 open liet en zijn aandacht richtte op de aanval tegen schijf 27. Zelf schreef ik er in 1980 een boek over. Echter ook Ton Sijbrands, Piet Roozenburg en Anatoli Gantwarg verdiepten zich in de materie. Het is niet iedereen bekend, dat Piet Roozenburg de naamgever van de opstelling zelf tijdens zijn actieve damcarrière het spelbeeld voltooid of onvoltooid vrijwel nooit op het bord heeft gehad. Vrijwel niemand van zijn tijdgenoten haalde het in zijn hoofd het systeem tegen de naamgever ervan te spelen.
Gantwarg heeft het in de masterclass vooral gehad over moderne dynamische Roozenburgstellingen. De meest interessante vormen ontstaan vanuit de 32-28 19-23x23 en de 32-28 17-22x22 opening. Deze gelden als een leiddraad voor alle andere mogelijke Roozenburgstellingen. Ton Sijbrands was de ontdekker van de mogelijkheden vanuit de 32-28 19-23 opening. Na de beroemde partij Wiersma - Kuyken ontstond een hype vanuit diagram 1. Aan Jannes van der Wal en Alexander Schwarzman komt de eer toe interesse te hebben gewekt voor een uiterst scherpe vorm van Roozenburg mogelijk vanuit de 32-28 17-22 opening. De essentie van hun aanpak is het handhaven van de kroonschijf ten koste van schijnbaar verschrikkelijke verzwakkingen van de korte vleugel (diagram 4).