Tijdens het Suikertoernooi 1974 kwam onverwachts een variatie van de Roozenburgstelling op het bord, die niet eerder diepgaand bestudeerd was. Frank Drost speelde tegen Anatoli Gantwarg een variant, waarin zwart veld 20 open liet en zijn aandacht richtte op de aanval tegen schijf 27. Zelf schreef ik er in 1980 een boek over. Echter ook Ton Sijbrands, Piet Roozenburg en Anatoli Gantwarg verdiepten zich in de materie. Het is niet iedereen bekend, dat Piet Roozenburg de naamgever van de opstelling zelf tijdens zijn actieve damcarrière het spelbeeld voltooid of onvoltooid vrijwel nooit op het bord heeft gehad. Vrijwel niemand van zijn tijdgenoten haalde het in zijn hoofd het systeem tegen de naamgever ervan te spelen.

Pas in 1993 slaagde Ton Sijbrands erin hem over te halen een uitgebreide studie te schrijven voor het tijdschrift dammen. Dat was ook de eerste keer, dat hij zich diepgaand verdiepte in de materie. Het resultaat was van uitermate hoog niveau. Op de Cd-rom bij het boek over Roozenburg staan 35 afleveringen. Vooral de tweede helft was voor mij een openbaring evenals de presentatie van het systeem door Gantwarg op de masterclass. Grootmeesters staan heel anders tegenover theorie als gewone stervelingen. Het gaat hen om het resultaat achter het bord. Niet altijd om de ultieme waarheid. Het gaat ze erom praktische kansen te krijgen. Beiden hebben schema's ontwikkeld, die wellicht niet de ultieme waarheid, maar dan toch een hoop praktische kansen scheppen achter het bord.

Onder staat de belangrijke positie op het bord. Zelf heb ik vanuit deze positie vooral verdiept in de extra mogelijkheden, die de variant 17.33-28 9-14 18.28x19 14x23 met twee tempi winst biedt ten opzichte van de variant, die op het bord kwam tijdens de partij Gantwarg - Drost. De heren grootmeesters zijn geen voorstander van dit opvangen. Gantwarg verteld ook waarom.

Harm Wiersma toonde mij indertijd het naderhand naar hem genoemd gambiet. Niet omdat hij er erg in geloofde, maar omdat het belangrijk is in het systeem. Piet Roozenburg merkt op, dat Wiersma het gambiet zelf nooit heeft gespeeld. Hij, Piet Roozenburg en ook Anatoli Gantwarg zijn van mening, dat na het gambiet de praktische kansen zijn aan de zwartspeler. Schijf 9 is buitengewoon belangrijk in het tegenspelen van het gambiet. De twee tempi daarentegen doen er totaal niet toe. Piet Roozenburg gaat nader in op het verloop van de partij Gantwarg - Drost. Gantwarg adviseert het naspelen ervan zeer, want het is voor beide spelers een zeer kansrijke optie.

Gantwarg - Drost

17.33-28 7-11!?

Zelf heb ik indertijd een uitvoerige studie gemaakt van de gevolgen van 17...9-14 18.28x19 14x23. Zwart wint daarmee twee tempi. De heren grootmeesters zijn er geen voorstander van. De gedachte achter die tempowinst is dat de aanval tegen schijf 27 zou kunnen doorslaan. Uit de studie is gebleken, dat dit niet het geval is. Ik ben zo'n beetje de enige geweest, die er tegen Harry Otten echt succes mee gehad heeft.

18.28x19 17-22 19.47-41?!

Wit kiest voor een verdediging, die daarna vrijwel niet meer gespeeld is. De meeste witspelers speelden het Wiersma tegenoffer via 19.40-35 22x31 20.36x27 11-17 21.27-22 18x27 22.29-23. Er zijn meer dan 40 voorbeelden. De bedoeling van de witspeler is om via 39-33, 34-30 en 24-20 te hergroeperen. De heren grootmeesters wijzen erop, dat ook daarna de zwarte stelling veel gemakkelijker staat. Schijf 23 is een dankbaar aanknopingspunt.

Anderzijds moet opgemerkt worden, dat de witspelers qua score (12 winst, 19 remise en 9 verlies) voor staan. Bijgevolg blijft het Wiersma tegenoffer een optie om te overwegen. Gevaarlijk, maar kansrijk...

Piet Roozenburg merkt op, dat wit in diagram 2 kan overwegen te sluiten met 19.36-31. Dat zou volgens hem niet het geval geweest zijn, als zwart i.p.v. 17...7-11 de opbouw met 17...7-12 had gekozen. Er ontstaat na 36-31 echter scherp spel, waarin zwart bepaald niet hoeft te wanhopen.

19...22x31 20.36x27 11-17 21.38-33?!

Deze verdediging zie je weinig meer. Vaker zie je 21.39-33 17-22 22.44-39 6-11 23.19-14 10x30 24.29-23 18x29 25.33x35. Gantwarg is een grote voorstander van het zwarte spel. De witte korte vleugel is overladen en er blijft wat druk tegen het witte steunpunt op 24. Met name gaat het dan om het wegofferen van de horizontale dekking op 28 naar 19 en de aanval over veld 22. Ook is het klassiek uitspelen van de stand kansrijk voor zwart. Zie de partij Watoetin - Georgiev.

21...1-6 22.49-43 17-22 23.41-36 22x31 24.36x27 6-11 25.50-45 11-17 26.37-31

en na een langdurig en furieus gevecht werd de remise getekend.

Koeperman - Agafonof

Hoe je ook wend of keert. Het Wiersma tegenoffer blijft een belangrijke mogelijkheid in dit systeem. Volgens de heren grootmeesters kan zwart zich met een gerust hart inlaten op 20...12-17 21.27-22 18x27 22.29-23. Echter meerdere spelers hebben geprobeerd net zoals ik in het boek om het offer eruit te halen. Een interessant voorbeeld was de partij Koeperman - Agafonof.

20...1-6!? 21.50-45!

Dit is een voorbereiding tot een combinatieve verdediging met slagjes naar 5. Dat kan wit ook proberen erin te brengen met 21.29-33 12-17 22.47-41 (Niet goed is 22.37-31 26x30 23.19-14 21x43 24.14x5 30x19 25.5x26 13-18 etc. met schijfwinst voor zwart) 9-14 23.33-28 14x23 24.28x19 17-22 25.41-36 22x31 26.36x27 6-11 27.38-33 11-17 28.42-38 4-9! en wit heeft geen geschikt tempo om het zetje erin te houden. Bekend is dat het tempo 21.49-43 om het Wiersma offer voor te bereiden niet goed is, vanwege 21...12-17! 22.27-22? 18x27 23.29-23 10-14 24.19x10 13-19 en na wederzijdse damafname staat zwart een stuk voor. Enkele malen is de afwikkeling 21.27-22 18x27 22.38-33 27x38 23.24-20 genomen met remise.

6-11 22.35-30!?

Wit brengt de meerslagfinesse 37-31, 19-14x5 in de stand.

22...2-7!!

Deze zet kwam als donderslag bij heldere hemel.

23.49-43?

En wit ging roemloos ten onder. Direct na de partij werd door Koeperman de mogelijkheid 23.38-33! 18-22 24.27x18 12x14 aangegeven met een open Parti Bonnard. Zwart staat iets gemakkelijker na 25.29-23!? (In Luteijn - Linders werd 25.32-28! gespeeld) 14-20 26.33-29 8-12 27.39-33 13-18 28.45-40 9-13 29.40-35 en zwart dreigt voortdurend met de hergroepering 10-14-19x19 met goed spel. Dat is er niet goed uit te houden voor wit. De zet 23.38-33! is gebaseerd op de meerslagfinesse 23...12-17? 24.42-38 17-22 25.19-14x5.

Wiersma - Georgiev

Voor de waarde van de stand is het Wiersma offer cruciaal. Het werd eenmaal op niveau gespeeld. Niet iedereen was zich ervan bewust, dat de winst van de witspeler niet helemaal 'toevallig' tot stand kwam. Het zwarte speelplan is iets te ambitieus.

21.27-22 18x27 22.29-23

De pointe van het offer is de hergroepering 39-33, 34-30 en 24-20. Dat kan zwart er niet gemakkelijk uithalen. Evenwel het is niet iets wat de hij al te zeer hoeft te vrezen. In de partij haalt hij het er via een omweg eruit.

22...27-31

Gebleken is, dat 22...17-22 23.39-33 13-18 24.23x12 8x17 niet bijzonder kansrijk is voor zwart. De witte voorpost op 19 is totaal niet in gevaar. Na andere plannen is wit moeilijk over te halen tot de verzwakking 32-28 uit de partij.

23.39-33 17-22

Deze stelling is meer dan een dozijn keer op het bord geweest. Feitelijk de sleutelpositie. Zwart dreigt met de afwikkeling 22-28 en 21-27. Dat is niet zo verschrikkelijk na 34-30 en 24-20, omdat wit het verloren stuk weer terugwint. Maar je laat het liever niet toe.

24.32-28 13-18!?

Zwart speelt de meest ambitieuze zet. Het blijkt iets te ambitieus. Eerder werd 24...1-6 25.28x17 21x12 26.34-30 25x34 27.24-20 15x24 28.19x39 10-14 gespeeld. In de partij Koeperman - Verpoest volgde 29.35-30? 13-19! 30.33-28 4-10 31.38-32? 9-13 32.47-41 en zwart miste de winst 32...12-17! Opgemerkt is voorts dat 24...9-14 25.28x17 21x12 26.23-18 of 24-20 ook aantrekkelijk is voor zwart.

25.23x12 8x17 26.49-43 31-36 27.44-39 21-27!?

Deze stand is driemaal voorgekomen. Zwart dreigt met het zetje 27-32 en 9-13x41. Het resultaat was in alle gevallen matig. Beter is wellicht 27...9-14 om materiaal weg te trekken van de witte lange vleugel.

28.28-23!?

Hierna blijkt het witte centrum overheersend. Eenmaal werd 28.37-31! 26x37 29.42x31 9-14 30.28-23 17-21 31.48-42* 21-26 32.42-37 1-7? gespeeld en wit miste het vrijwel beslissende 33.34-30 25x34 34.39x30. Dat is mede gebaseerd op zetjes ingeleid met 37-32. Bv 34...2-8 35.43-39 4-9 36.50-44 7-12 (Op 7-11 volgt het zetje 37-32) 37.30-25 16-21 (Ook nu is op 12-17 het zetje 37-32 met naslag verschrikkelijk) 38.39-34 en zwart loop compleet vast.

28...27-31 29.50-44 17-21 30.34-30 25x34 31.39x30 9-14 32.30-25 2-8 33.44-39 4-9 34.39-34 9-13 35.34-30 3-9*

Op 35...21-27? heeft wit 36.24-20!

36.38-32 1-6

De afwikkeling 22-28 en 21-27 doet niets, vanwege het slagje naar 5.

37.43-38 6-11 38.48-43 11-17

en zwart liep in de partij hopeloos vast.

Otten - Luteijn

Ik was zelf aanwezig bij de partij Gantwarg - Drost. Op mijn vraag, waarom hij niet eerst een keertje had opgevangen met 9-14x23 reageerde Frank Drost met schouder ophalen. Ik besloot daarop bij de eerst volgende gelegenheid dit nieuwtje toe te passen. Deze gelegenheid kwam al snel. In de nationale competitie mocht ik spelen tegen Harry Otten, deelnemer van de subtoptraining. Het bleek, dat ze de stand daar behandeld hadden. Hij dacht daarmee een gemakkelijk succesje te kunnen boeken tegen mij. Dat viel een beetje tegen...

17.33-28 9-14!? 18.28x19 14x23

Naderhand hebben meerdere grootmeesters zich misprijzend uitgelaten over het opvangen. Het verschil tussen de hoofdvariant en deze variant zit hem in het Wiersma offer. Dat is in de hoofdvariant veel minder voor wit, dan in deze variant. De gedachte achter het opvangen is om twee tempi te winnen voor de uitwisseling van de schijven 23 en 27.

19.38-33?

Dit is vrijwel verliezend. Naderhand is hier vrijwel uitsluitend 19.39-33 17-22 20.33-28! 22x31 21.36x27 7-12 22.28x19 12-17 23.27-22 18x27 24.29-23 17-22 25.40-35 gespeeld (diagram). De stand vertoont een vage gelijkenis met Wiersma - Georgiev. Daar stonden de stukken 39 en 9 erbij. Dat geeft grote verschillen.

Een belangrijk verschil is de variant 25...22-28 26.23-18 13x22 27.32x23. Zwart staat dan twee zetten naar voren en heeft daarmee de tijd om de positie aan de lange vleugel te stabiliseren. D.w.z. hij moet zien te voorkomen, dat wit zich los ruilt aan de korte vleugel via de ruil 34-30x30. Met de zettenreeks 27...4-9 28.44-39 9-14 29.39-33 14-20 30.33-29 3-9 31.50-44 2-7 32.48-43 8-12 dreigt hij schijf 19 te winnen. Dat kan wit alleen voorkomen met 33.44-40. Daarna is er sprake van een soort dynamisch evenwicht.

Cor van Dusseldorp - Boudewijn Derkx

1.32-28 17-22 2.28x17 11x22 3.37-32 6-11 4.41-37 12-17 5.46-41 1-6!? 6.34-29 8-12 7.40-34 19-23 8.32-28 23x32 9.37x28 14-19 10.44-40?

Merk op, dat er een 'echt' Drostsysteem op het bord kan komen via 10.45-40 20-24 11.29x20 15x24 12.34-30 16-21 13.31-26 21-27 14.30-25 10-14 15.40-34 5-10 16.34-30 10-15 17.39-34 (diagram). Voor de hand ligt 17...18-23. Het schema 18.44-39 23x32 19.34-29 12-18 20.29x20 15x24 21.39-34 4-10 22.34-29 10-15 23.29x20 15x24 gevolgd door 7-12, 32-37 en 22-28x16 leidt tot een klassieke positie, waarin wit wat gemakkelijker staat.

De verschillende grootmeesters als Roozenburg, Sijbrands, Wiersma en Gantwarg zijn in principe geen grote voorstander van opvangen 17...18-23 18.42-37!? 23x32 19.37x28. In dit geval is het echter best een interessante optie. Men zie 19...12-18 20.44-40! (diagram) 18-23* (7-12? 28-23!) 21.49-44 23x32 22.34-29 13-18? (Zwart heeft de truc 11-16-21! gevolgd door de meerslagdreiging 14-20 etc.) 23.29x20 15x24 24.40-34 4-10 25.34-29 en schijf 24 valt.

Opmerking: In het diagram links is zwart in het voordeel als schijf 6 op 1 en 7 op 12 staat (en schijf 40 op 44). Dan is wit gedwongen veld 42 te sluiten of de afwikkeling 24-29 toe te laten. Dat kan het geval zijn als zwart de opening zonder 5...1-6!? speelt.

20-24 11.29x20 15x24 12.50-44 16-21 13.31-26

Op het bord staat het Drostsysteem met gewisselde kleuren. Dat komt weinig voor. Het is afkomstig uit een soort van de Schwarzmanvariant. Er zijn diverse verschillen. Er is bv een tempoverschil. Beide spelers hebben de schijven 1 en 50 reeds opgespeeld. Meestal gaat de zwartspeler in deze stelling verder met 11-16 om een 'gesloten' Roozenburg resp. het opspelen van schijf 41 uit te lokken. Daarmee verdwijnen de typische kenmerken van het Drostsysteem. In dit geval werd evenwel onverdroten:

13...21-27?! 14.34-29!?

gespeeld. Deze exacte positie is zelfs slechts vier keer voorgekomen. Bijgevolg heeft Gantwarg het maar eenmaal behandeld op de masterclass. Buitengewoon belangrijk is het feit, dat schijf 1 reeds op 6 staat. Dat heeft tot gevolg, dat zwart feitelijk het 'gewonnen' tempo ten opzichte van het normale Drostsysteem al weer kwijt is.

Eigenlijk leek geen enkele partij op het beroemde duel Gantwarg - Drost e.d. Sowieso is het Drostsysteem met gewisselde kleuren weinig op niveau voorgekomen. Er zijn 463 standen met de kenmerkende opstelling. Daarvan zijn er nauwelijks richtinggevende partijen met gewisselde kleuren.

In veel partijen met gewisselde kleuren wordt op een gegeven moment gewoon 33-29x37 gespeeld. Vaak dirigeerde zwart een extra stuk naar de lange vleugel. Nogal wat witspelers maakten van de gelegenheid gebruik de twee om twee naar 6 te nemen. Het verschil in  tempoverhouding elimineert veel spanningselementen. Bijgevolg is het een waar paradijs tegen een theoriekenner. De beste rekenaar wint. Nogal wat mislukte Wiersma-offers zie je langs komen. Nogal wat witspelers haakten ten onrechte vroegtijdig af.

De anderen spelers in deze stand gingen terecht verder met 14.34-30! De partijvoortzetting bemoeilijkt de witte opbouw zeer. Het probleem uit de partij is zelfs vaker op het bord geweest. Logischer is 14.34-30! 10-14 15.30-25 5-10?! (alternatieven zijn 2-8? of 4-10?!) 16.40-34?! 10-15 17.34-30 18-23 18.39-34! 23x32 19.34-29 12-18 20.29x20 15x24 21.44-39 7-12 22.39-34 32-37 23.41x21 22-28 24.33x22 18x16 25.38-33 4-10 26.34-29 10-15 27.29x20 15x24 (diagram) en wit heeft diverse kansrijke mogelijkheden in een mooie klassieke positie. Merk op dat als zwart op de 15e zet 2-8? speelt in dit verloop, schijf 24 valt.

14...10-15

Via 10-14x25 kan zwart overschakelen naar een positie, waarin de aanval tegen schijf 28 aan de orde gesteld kan worden.

15.29x20 15x24 16.40-34 5-10 17.45-40 10-15!?

Zwart probeert slim te zijn. Maar dat blijkt een beetje tegen te vallen. Een bekend probleem in de stand met gewisselde kleuren ontstaat na 17...10-14! 18.34-30 4-10 19.30-25 10-15 20.40-34. Zwart kan dan niet de twee om twee nemen naar veld 40, vanwege 36-31 en 26-21. Na 20...2-8 lijdt hij ogenschijnlijk cruciaal tempoverlies. Zwart komt evenwel in het voordeel door het simpelweg uitspelen van de tempi via 20...2-8! 21.34-30 11-16! (diagram) en wit kan niet meer met goed fatsoen op 40, 34 of 37 spelen.

Een interessante zet is 17...9-14! Op 18.34-29 heeft zwart dan de plakker 27-32x23. Na 18.34-30 4-9 houdt zwart alle opties open. Schijf 2 wordt pas gespeeld als het wint.

18.34-30 2-8!? 19.39-34!*

Wit heeft door de eerdere foutzet 14.34-29? moeite om aansluiting te krijgen aan de korte vleugel. Immers na 30-25 dreigt op 40-34 de twee om twee naar veld 40. Dit is zo'n beetje de enige manier om de boel overeind te houden. Door het tempoverlies 2-8 dreigt schijf 24 te vallen.

19...18-23 20.42-37!?

Het thematische 20.30-25! 23x32 21.34-30 12-18 22.40-34 9-14 23.34-29 blijkt tegen te vallen, omdat zwart via 23...3-9 een extra verdediger heeft voor de schijf op 24. Desondanks tekenen grootmeesters als Gantwarg voor de witte stand na 23...3-9 24.29x20 15x24 25.44-39 7-12 26.39-34 32-37 27.41x21 22-28 28.33x22 18x16 29.38-33 4-10 30.34-29 10-15 31.29x20 15x24 32.43-38! en zowel klassiek doorspelen als ruilen met 33-29x29 geeft wit gemakkelijker spel.

20...23x32 21.37x28 13-18 22.30-25?

Een grappige mogelijkheid is 22.34-29 8-13 23.29x20 15x24 24.40-34 9-14! 25.47-42 3-9 26.44-40 4-10 27.30-25 18-23 28.34-30 23x32 29.40-34 10-15 30.34-29 12-18 31.29x20 15x24 32.49-44 11-16 33.44-40 7-11 34.40-34? (diagram) 14-20!! 35.25x21 32-37! 36.30x8 37x46 37.21x32 46x2 met winst voor zwart.

22...8-13 23.25-20?

Houdbaar is 23.44-39! en de afwikkeling 15-20, 24-30 en 13-19 gaat nog wel voor wit. Nodig is 23.44-39! 9-14! en de afwikkeling 24-29 geeft zwart een prachtig centrum.

23...24-30 24.34x25 15x24 25.47-42 9-14 26.43-39 11-16? 27.26-21!

Vrijwel winnend is 26...3-8! 27.48-43 11-16! en wit heeft niets meer. Ook 28.28-23 is om meerdere redenen niets...

Sleutelpositie met gewisselde kleuren

De bovenstaande stand met gewisselde kleuren is slechts eenmaal op het bord geweest. In Zegelink - Adema volgde 16...18-23 17.50-45? 23x32 18.33-29 24x33 19.39x37 en het had niets meer voor wit moeten worden. Voor de hand ligt 16...18-23 17.39-34! 23x32 en wit moet kiezen uit het klassieke schema met 34-29 en de achterloop 42-37.

Na 18.34-29! 12-18 19.29x20 15x24 20.44-39 7-12 21.39-34 32-37 22.41x21 22-28 23.33x22 18x16 24.38-33 4-10 25.34-29 10-15 26.29x20 15x24 27.43-38 (diagram) ontstaat een mooie klassieke positie voor wit. De zwarte korte vleugel is erg statisch. Wit staat beter ondanks het feit dat de computer anders beweert.

Een interessante kwestie is 18.42-37!? 12-18! 19.37x28 7-12! Zwart dreigt nu in het voordeel te komen met 24-29 etc. Een mogelijkheid is 20.48-42 2-7 21.34-29 (Voor de hand ligt 36-31 en 26-21x6) 18-23 22.29x20 15x24 23.44-39 23x32 (diagram). Door het open veld 48 zou zwart in het voordeel zijn, omdat wit de aanval niet kan doorzetten. Dat is evenwel gezichtsbedrog. Speelbaar zijn zowel 49-44, 50-44 als 39-34!?

Na 24.39-34!? heeft zwart allerlei afwikkelingen. Geen daarvan is echt overtuigend. Men zie:

Logischer is 24.49-44 12-18 25.39-34 4-10 26.44-39 10-15 27.34-29 7-12 (15-20) 28.29x20 15x24 29.50-44 1-7 (32-37 en 22-28) 30.44-40 3-8 31.40-34 22-28 32.33x31 32-37 33.41x32 24-29 34.34x23 19x48 35.47-42 en zwart staat zeer slecht.

Iets beter is 24.49-44 13-18! 25.44-40 9-13 26.40-34 22-28 etc. en zwart heeft aanmerkelijk minder fouten in zijn stand dan zonet.

Het idee 24.50-44 13-18! 25.39-34 faalt op 25...14-20x40 en schijf 40 brengt de beslissing.

De conclusie lijkt te zijn, dat precies dezelfde schema's belangrijk zijn.

 

Overzicht partijen: