Dordrecht - Het wereldkampioenschap correspondentiedammen is afgelopen januari van start gegaan. Dat is altijd een hele klus om dertig of meer partijen een beetje op orde te houden. Temeer daar tegelijkertijd het Nederlands kampioenschap van start ging. Alexander Schwarzman was tijdens de competitie regelmatig bij mij in huis. Ik heb hem geraadpleegd voor problemen, waar ik zelf geen oplossing voor wist. Bijvoorbeeld hoe je moet slaan met zwart in de opening 1.32-28 17-21 2.28x17 12x21 3.31-26 7-12. Dat is wat minder triviaal dan het lijkt. Ik speel vrijwel nooit 17-21x22 en er staan in Turbodambase meer dan 5000 voorbeelden van de opening. Ruwweg wordt in 2/3 van de gevallen 12x21 geslagen. Hij adviseert 11x22.

 

wk11: Frits Luteijn - Jaap Buis

01.33-29 17-21 02.39-33 21-26 03.44-39 11-17 04.50-44 06-11 05.32-28 17-21 06.38-32 21-27 07.31*22 18*38 08.43*32 16-21 09.36-31 11-16 10.42-38 20-25 11.49-43 15-20 12.29-24 20*29 13.34*23 10-15 14.39-34 05-10 15.44-39 15-20 16.47-42 10-15 17.31-27 07-11 18.41-36 12-17 19.27-22 02-07 20.33-29 19-24 21.39-33 13-19 22.37-31 26*37 23.42*31 21-26 24.31-27 08-13 25.23-18 07-12 26.18*07 01*12 27.46-41 12-18 28.41-37 17-21 29.36-31 03-08 30.43-39 08-12 31.22-17 11*22 32.28*08 13*02 33.29-23 19*28 34.33*13 09*18 35.48-43 25-30 36.34*25 18-23 37.39-33 24-29 38.33*24 20*29 39.27-22 21-27 40.32*21 16*36 41.22-17 02-07 42.40-34 29*40 43.45*34 15-20 44.38-33 20-24 45.43-38 26-31 46.37*26 36-41 47.38-32 14-20 48.25*14 41-46 49.14-10 46*25 50.10-05 23-29 51.05-28 04-10 52.28*05 25-39

 

De bovenstaande partij liep langdurig gelijk op met de partij:

 

Luteijn,F. - Salome,G. NLD-chT ereklasse, 04-02-2006

1.33-29 17-21 2.32-28 21-26 3.39-33 11-17 4.44-39 6-11 5.50-44 17-21 6.38-32 21-27 7.31x22 18x38 8.43x32 16-21 9.36-31 11-16 10.42-38 20-25 11.47-42 15-20 12.49-43 10-15 13.31-27 5-10 14.37-31 26x37 15.42x31 21-26 16.41-37 7-11 17.46-41 12-17 18.29-23 1-6 19.41-36 17-21 20.33-29 8-12 21.39-33 11-17 22.27-22 12-18 23.22x11 6x17 24.23x12 17x8 25.29-23 20-24 26.44-39 8-12 27.31-27 13-18 28.37-31 26x37 29.32x41 18x29 30.34x23 21x32 31.28x37 19x28 32.33x22 14-19 33.37-31 10-14 34.31-26 12-18 35.22x13 19x8 36.41-37 8-12 37.37-32 9-13 38.36-31 13-18 39.31-27 14-19 40.32-28 4-9 41.40-34 18-23 42.38-32 9-13 43.34-30 25x34 44.39x30 2-8 45.43-38 15-20 46.30-25 24-29 47.25x14 19x10 48.28x19 13x24 49.45-40 10-14 50.48-43 14-20 51.43-39 12-17 52.40-34 29x40 53.35x44 24-30 54.38-33 8-12 =

 

De heren grootmeesters waren niet bijzonder te spreken over de witte openingsbehandeling vanuit diagram 1. Schwarzman gaf aan dat de vervelendste voortzetting voor zwart de ruil 14.29-24 is. Zwart kan op twee manieren slaan. Na 14...19x30 15.35x24 20x29 16.34x23 is schijf 35 weg en heeft zwart weinig te verwachten van de omsingeling van schijf 23. Het enige wat hij kan proberen is het nuchtere 16...12-18x18 met klassiek. Zonder schijf 35 is dat wederom niet bijzonder kansrijk. Op 14...20x29 15.34x23 is het moeilijk voor zwart de omsingeling van schijf 23 door te zetten. Hij wijst op de zettenreeks 15...15-20 16.39-34 10-15 17.44-39 en 20-24 is verhinderd.

 

In mijn partij tegen Jaap buis gaat het net iets anders, maar het geschetste spelbeeld komt inderdaad op het bord. De stand van diagram 2 is logisch, maar slechts zeven keer in de praktijk voorgekomen. De voortzetting van Jaap (2-7) is nog nooit gespeeld. De meeste zwartspelers gaan verder met 20-24 of 8-12. Op 19...8-12 is een keertje de ruil 23-18 en 34-30x18 genomen. Na 19...20-24 20.34-29 15-20 ligt wederom 23-18 voor de hand. Het is nooit gespeeld. Op 19...20-24 20.34-29 8-12 21.29x20 15x24 22.39-34 kan zwart de omsingeling niet goed handhaven.

 

Na 19...2-7 gaat de keuze voor wit tussen 33-29 en 34-29. Schwarzman was er even niet en in mijn onschuld speelde ik de verschrikkelijke zet 20.33-29. Een paar dagen later om hulp gevraagd gaf Schwarzman het logische vervolg 20.34-29 aan. Na 20...19-24 21.40-34 13-19 staat de witte korte vleugel aanmerkelijk efficiënter, dan in de partij. De uitval 23-18 komt in aanmerking. Maar ook komen ruilen als 34-29x40 of 37-31x41 (een beetje) in aanmerking, omdat het witte centrum nu minder kwetsbaar is voor de omknelling over veld 18. 

 

De uitval naar veld 18 wordt in de praktijk niet veel gespeeld. In de Bronstringhekstelling zijn een aantal voorbeelden. Daar blijkt het uitermate effectief. Zwart heeft zich meestal al dusdanig op de omsingeling vastgelegd, dat ruilen nauwelijks in aanmerking komt. Schijf 18 is vrijwel altijd onaantastbaar. Wit krijgt een hoop tempozetten door de uitval. Hij kan opkomen met schijf 36 en rustig wachten op het vastlopen van de zwarte omsingeling.

 

Toch is het hier niet echt een vetpot. Zwart doet er goed aan de voorpost in de variant 19...2-7 20.34-29 19-24 21.23-18 14-19 22.29-23 9-14 23.18x9 4x13 24.23-18 3-8 of ook 19...2-7 20.34-29 19-24 21.40-34 13-19 22.23-18 9-13 23.18x9 4x13 24.46-41 3-9 een keertje te ruilen alvorens de gebruikelijke omsingelmanoeuvres van stal te halen. Bij analyse met Truus blijkt zwart niet echt in gevaar te komen. Sommige varianten zijn zelfs gevaarlijk voor wit.

 

In diagram 3 is wit reeds in grote nood. De voortzetting 22.37-31 26x37 23.42x31 is niet erg best, maar andere voortzettingen zijn erger. Wellicht is 22.23-18 nog een zet. Na 22...9-13 23.18x9 4x13 staat de zwarte hekstelling behoorlijk efficiënt, maar er is nog hoop. De terugruil 22.37-31 26x37 23.32x41 geeft zwart de kans het witte centrum te omknellen over veld 18. Ik heb het niet tot winst geanalyseerd voor zwart. Maar hetgeen Truus produceerde stemde mij niet hoopgevend. Ook later na 23...21-26 is terug laten slaan met 24.43-39 weinig hoopgevend. Wit kan alleen maar hopen en bidden.

 

Wit heeft alles opengezet om de tegenstander in verwarring te brengen en te overleven. In een verloren stelling is het spelen van 'veilige zetten' nonsens. Er zijn een groot aantal kansrijke mogelijkheden voor zwart. Hij kan op diverse momenten kijken naar 26-31 (na de voorbereidende zet 17-21). Wat hij in de partij doet, blijkt eveneens toereikend, maar de winstvoering blijkt niet eenvoudig.

 

Diagram 5 is het resultaat van voortdurend gedwongen spel voor wit. In de partij probeert zwart de boel te forceren met het schijnoffer 25-30 en geeft wit voldoende tegenspel. Verdergaan met 35...14-19 38.38-33 2-8 39.33-28 8-13 40.34-30 25x34 41.39x30 20-25 42.40-34 geeft wit het laatste tempo bij het klassiek uitspelen van de stand.

 

Wel erg kansrijk is 35...4-10! Na 36.34-30 25x34 37.39x19 14x23 dreigt 28-23 X, terwijl 38.38-33 23-29 verschrikkelijk is. Gedwongen is daarom 39.39-33 2-8 30.33-28 8-13 31.43-39 14-19 32.39-33 (het dammetje 27-22, 37-31 etc. is onzin) 24-30 33.35x24 19x39 34.44x33 en zwart moet de overblijvende stan kunnen winnen. Bij uitspelen met Truus blijkt zwart vooral veel baat te hebben van tempodwang. Controleer het maar zelf.

 

Het afspel uit de partij ziet er verschrikkelijk goed uit voor zwart. Echter een doorbraak voor een stuk blijkt duur. Vooral omdat wit het prachtige veld 17 heeft. Een belangrijk mechanisme in diagram 7 is damgeven met 14-20, 4-10 en ergens achter te lopen met de dam. Steeds blijkt het te duur. In het partijverloop baseert wit het overleven op de plakkers na 47.38-32. Deze blijven langdurig een rol spelen. Na de opmars 47...4-9-13 gaat wit er aan de lange vleugel doorheen.