Het probleem met deze opening is, dat er in feite verschrikkelijk weinig in gespeeld is. Het is ontzettend moeilijk om dit systeem uberhaupt op het bord te krijgen. Meestal is er sprake van een enorm Elo-verschil tussen de spelers, waardoor het niveau van de partij niet overhoudt. Vrijwel niemand speelt op 1.32-28  18-23 de zet 2.38-32. De opening zelf verkeert nog in het stadium van discussie over de volgorde van zetten als 1-7, 19-24 en 21-26, resp. 41-37, 49-43. Een groot aantal witspelers is ten onder gegaan na de terugruil 24-30 gevolgd door de bezetting van veld 22. Er is van alles geprobeerd. De opbouw 27-22, 31-27, 36-31, 46-41-36 is tamelijk gevaarlijk gebleken. De manoeuvre 27-22, 31-27, 37-31x41 geeft zwart vaak de gelegenheid tot een kansrijke kettingstelling. Maar geen enkel systeem is echt onderzocht. De helft van de zwartspelers holt zo snel mogelijk naar veld 35. Persoonlijk acht ik dat minder kansrijk, maar het zijn niet de minsten die dat doen.
 
Het systeem is dood, als onze conclusie zou zijn, dat wit 39-34 moet spelen gevolgd door de zwarte reactie 19-23x23. Ik zelf zou 39-34 nooit spelen, omdat ik geen echt interessante mogelijkheden zie voor wit na 19-23x23. De zet 13-18 na 39-34 is een mogelijkheid voor zwart om het spel gaande te houden. Ook het accepteren van de korte vleugel opsluiting behoort tot deze categorie. Je geeft wit een kluif in de hoop dat hij zich erin verslikt. Het systeem is evenzeer dood als mocht blijken, dat wit in de andere variant 28-23 moet spelen en er geen effectieve ontmoediging voor deze manoeuvre valt te bedenken. Het opvangen met 14-20 i.p.v. 19-24 is een idee en is zelfs reeds meerdere malen toegepast, maar het heeft tot nog toe niet tot een 'systeem' geleid. Tenslotte is de 'hoofdvariant' eveneens een probleem voor wit. Zonder oplossingen voor zulke problemen is het systeem dood en alleen bruikbaar als verrassingswapen. Openingen kunnen alleen overleven als beide spelers er iets van hun gading in kunnen vinden. Herhaalde malen elkaar overhoren van varianten maakt openingen niet echt levensvatbaar.
 
De vraag wat de bond en wat spelers zo al van plan zijn en of ik daar partij in ben of niet, daar kan ik geen zinnig woord over zeggen. Gemiddeld ontmoet ik de betrokkenen niet vaker dan eens in de vijf jaar. Voorlopig zou ik mij het liefst met een open geest tegenover eenieder opstellen. Ook elk plan t.o.v. de toptraining probeer ik opbouwend tegemoet te treden. Ik ben dol op het knutselen aan openingen en strategisch middenspelen. Ik heb er persoonlijk geen enkele moeite mee om op de komende bijeenkomst een expose te geven van de gevonden knelpunten en de mogelijke oplossingen. Een Molimard op het bord krijgen is het snoepje van de week voor mij. De condities waaronder dat moet gebeuren doen er minder toe. Anderen echter denken daar geheel anders over. Als we van de Molimard iets meer willen maken, dan een herdersmatje, dan zullen we wat mensen van de deugdelijkheid van zowel het witte als het zwarte systeem moeten overtuigen. Dat doe je niet met ingewikkelde verhandelingen over de voordelen van een bepaalde zettenreeks, maar met een algemeen gemakkelijk toepasbaar beeld van waar het naar toe moet voor beide spelers.
 
Probleem 1: De uitval naar veld 23.
In Turbodambase staan 25 voorbeelden. De eerste zwartspelers, die ermee geconfronteerd werden lieten zich compleet overrompelen. Daarna kwamen wat spelers op het idee de aanval over 18 te openen. Persoonlijk zou ik dit wel als een probleem voor wit willen betitelen. Een constructiever voorbeeld is:
 
Dibman,A. - Gantwarg,A. Wch, 1-1, 13-10-1987
1.32-28 18-23 2.38-32 12-18 3.31-27 7-12 4.43-38 17-21 5.37-31 23-29 6.34x23 18x29 7.33x24 20x29 8.49-43 1-7 9.41-37 19-24 10.39-33 21-26 11.44-39 24-30 12.35x24 29x20 13.28-23 13-18 14.39-34 18x29 15.34x23 8-13 16.40-34 20-24 17.32-28 13-19 18.43-39 15-20 19.37-32 26x37 20.42x31 11-17 21.31-26 9-13 22.27-21 16x27 23.32x21 10-15 24.28-22 17x28 25.23x32 24-29 26.34x23 19x37 27.36-31 14-19 28.31x42 13-18 29.46-41 5-10 30.41-37 4-9 31.37-32 19-23 32.48-43 3-8 33.42-37 10-14 34.47-41 20-24 35.32-28 23x32 36.37x28 14-19 37.41-37 15-20 38.37-32 9-13 39.45-40 20-25 40.40-34 18-23 41.28-22 25-30 42.34x25 24-29 43.33x24 19x30 44.25x34 23-29 45.34x23 13-18 46.22x13 8x37 47.38-32 37x28 48.43-38 6-11


Men heeft een enkele keer overwogen de zet 16.40-34 door iets anders te vervangen. Voor de hand ligt 16.43-39  13-18  17.39-34  9-13 en wederom lijkt wit 40-34 te moeten spelen, maar nu zonder de schakel op veld 43 cq. 39. Naast het constructieve 16...20-24 hebben enkele zwartspelers de aanval over veld 18 doorgezet en naderhand met 14-19x19 de stand klassiek gemaakt. Zelf heb ik een keertje (na 43-39) de aanval afgesloten met de drie om drie naar 45. In een correspondentiepartij heeft de zwartspeler het nuchtere 16.40-34  20-24  17.32-28  11-17 gespeeld. Schijf 16 kwam (na de ruil 27-21) in het spel en het witte centrum leek wat kwetsbaar. Een aantal zwartspelers hebben plompverloren de uitval 13.28-23 beantwoord met 13...20-24  14.32-28  14-19  15.23x14  10x19. De resulterende klassieke positie valt nog niet eens tegen voor zwart.
 
In de variant van de partij Dibman - Gantwarg stelt Gerrit voor om i.p.v. 22.27-21 verder te gaan met 22.47-42  10-15  23.34-29 en 13-18 zou geen probleem zijn(?) Truus geeft aan dat 24.42-37  3-8  25.36-31 redelijk gaat voor wit, omdat 17-22 niet echt gevaarlijk is. Maar de wending 25...8-13  26.45-40  4-9  26.48-43  20-25  27.29x20  18x29  28.33x24  19x30 kost wit een stuk. Weliswaar kan er nog een beetje verder geknutseld worden met 26.40-35 i.p.v. 26.48-43, maar er zit dan een zetje naar 42 in. Ook hoort 40-35 er eigenlijk positioneel niet bij. Persoonlijk geloof ik nog steeds, dat de gespeelde zetten door beide heren correspondentiedammers de enige is waarin wit nog wat tegenspel krijgt en tevens dat wit zich nooit met de onhandige ruil 19.37-32x31? in dit parket had moeten begeven.
 
Tijdens het sneldamkampioenschap van de WHDB kreeg ik de variant op het bord, waarin wit naar veld 28 gaat, terwijl schijf 7 nog op 1 staat. Zwart kan in de eindstand winnen met 40...13-18. Helaas deed ik iets anders.
 
Jeroen Kos  -  Frits Luteijn       
01.33-28 18-23 02.39-33 12-18 03.44-39 07-12 04.31-27 17-21 05.37-31 23-29 06.34*23 18*29 07.33*24 20*29 08.41-37 21-26 09.49-44 19-24 10.39-33 24-30 11.35*24 29*20 12.43-39 20-24 13.28-23 13-18 14.39-34 18*29 15.34*23 08-13 16.44-39 13-18 17.39-34 18*29 18.34*23 02-08 19.33-29 24*33  20.38*29 08-13 21.32-28 14-20 22.37-32 26*37 23.42*31 10-14 24.47-42 20-24 25.29*20 14*25 26.40-34 15-20 27.45-40 20-24 28.48-43 24-30 29.34-29 30-35 30.40-34 05-10 31.27-22 11-17 32.22*11 06*17 33.32-27 10-14 34.42-38 14-20 35.43-39 01-06 36.39-33 20-24 37.29*20 25*14 38.46-41 17-21 39.38-32 21-26  40.41-37

Morgen resp. volgende week probeer ik wat tijd te vinden om een oordeel te geven over de variant 39-34  19-23 resp. 39-34  13-18x29. Ook de korte vleugel opsluiting bevindingen van Ton Sijbrands zal ik eens nalopen. Daarna moet we nog wat vinden op het witte probleem in de 'hoofdvariant'.