In de Molimard vanuit de Dumont opening heb ik menig zweetdruppeltje laten vallen. In een poging de stelling zo scherp mogelijk te behandelen speelde ik meerdere malen onbekookt 24-29 gevolgd door 20-24 en 15-20. Soms ging het goed, maar vaker was het direct inpakken en wegwezen. Hieronder een voorbeeld, waarin het na de broodnodige assistentie van mijn tegenstander nog net goed ging.

 

Koene,C. - Luteijn,F. NLD-chC, 01-01-1981
1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.31-27 18-23 5.28-22 17x28 6.33x22 12-18 7.27-21 16x27 8.22x31 8-12 9.31-27 11-17 10.37-31 6-11 11.31-26 1-6 12.41-37 24-29 13.39-34 20-24 14.37-32 15-20 15.44-39 5-10 16.49-44 10-15 17.47-41 2-8 18.39-33 23-28 19.33x22 17x37 20.34x23 18x29 21.41x32 19-23 22.44-39 14-19 23.25x14 19x10 24.46-41 11-17 25.36-31 6-11 26.41-36 10-14 27.27-21 13-18 28.39-34 8-13 29.50-44 13-19 30.44-39 9-13 31.32-27 15-20 32.39-33 11-16 33.43-39 7-11 34.42-37 20-25 35.38-32 en zwart won.

 

De zwarte stelling in diagram 1 is lastig. Uitspelen van de tempi met 12...2-8 13.46-41 4-10 14.38-32 ontslaat zwart niet van een moeilijke beslissing. De voortzetting 14...23-28 15.32x23 19x28 16.37-31 18-22 17.27x18 12x23 18.43-38 14-19 19.25x14 9x20 20.41-37 is, hoewel het begin van een gevaarlijke omsingeling, wellicht nog speelbaar voor zwart. In diagram 2 lijkt zijn stelling fraai ontwikkeld. Helaas speelt de dodelijke dreiging 39-33 hem parten. Wit mag echter niet te gretig zijn. In de partij speelde hij direct 18.39-33 en stond na 18...23-28 met lege handen. Ook 18.41-37 17-22 19.39-33 20.22x31 21.36x27 faalt op de verrassende wending 20...23-28 21.34x23 18x29! 22.32x34 24-30.

 

Echter na 18.41-37 17-22 19.46-41 22x31 20.36x27 11-17 21.41-36 17-22 22.26-21 22x31 23.37x26 18-22 24.32-27 22x31 25.26x37 gaat de omknelling met 39-33 een serieuze rol spelen. Indertijd heb ik onvoldoende aandacht besteed aan de varianten na 41-37. Met wat meer ijver toentertijd had ik het debacle tegen Ruud Palmer kunnen vermijden.

 

1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.37-32 18-23 5.42-37 4-10 6.28-22 17x28 7.33x22 12-18 8.32-27 7-12 9.31-26 24-29 10.27-21 16x27 11.22x31 11-17 12.39-34 20-24 13.44-39 6-11 14.37-32 15-20 15.49-44 10-15 16.47-42 2-7 17.31-27 1-6 18.41-37 17-22 19.39-33 22x31 20.36x27 11-17 21.44-39 7-11 22.46-41 17-22 23.32-28 23x21 24.26x28 18-22 25.34x23 5-10 26.28x17 11x22 27.40-34 19x28 28.34-29 13-18 29.45-40 9-13 30.40-34 6-11 31.34-30 22-27 etc.

 

De finesse 19.39-33? 23-28! was mij toentertijd nog niet bekend.  Een jaar later en allebei wijzer proberen we het nogmaals maar dan zonder de opbouw 15-20 en zwart komt redelijk goed weg:

1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.37-32 18-23 5.42-37 4-10 6.28-22 17x28 7.33x22 12-18 8.32-27 7-12 9.31-26 24-29 10.27-21 16x27 11.22x31 12-17 12.39-34 8-12 13.37-32 20-24 14.43-39 1-7 15.49-43 2-8 16.47-42 17-22 17.31-27 22x31 18.26x37 18-22 19.32-27 22x31 20.37x26 12-17 21.39-33 17-22 22.36-31 8-12 23.31-27 22x31 24.26x37 11-17 25.37-31 6-11 26.41-36 17-22 27.31-27 22x31 28.36x27 12-17 29.44-39 17-22 30.27x18 23x12 31.34x23 19x28 32.33x22 12-18 33.22-17 11x22 34.38-32 18-23 35.43-38 23-28 36.32x23 14-20 37.25x14 10x28 38.42-37 13-19 39.40-34 7-11 40.34-30 5-10 41.45-40 11-17 42.40-34 3-8 43.50-44 9-13 44.46-41 15-20 45.30-25 10-14 46.38-32 19-23 47.34-30 14-19 48.25x14 19x10 49.30x19 13x24 50.41-36 10-14 51.36-31 8-13 52.44-40 14-20 53.40-34 1-1

Zwart is na het voortdurende afruilen van schijf 22 niet echt meer in de problemen. Steeds dreigt hij met het schijnoffer 22-28 en 12-17 zich te bevrijden. De kettingstelling verliest door het grote aantal stukken, dat er aan de witte kant mee gemoeid is, veel van zijn gevaar. Een bijzonder exemplaar is de partij van den Heuvel - Luteijn uit het Nederlands kampioenschap correspondentie. Wit lijkt helemaal niets klaar te maken in de opening, maar komt desondanks in het voordeel. Gelukkig weet hij hoe het hoort als ik, wat wit om de neus, tenslotte remise aanbied.

 

1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.37-32 18-23 5.42-37 4-10 6.28-22 17x28 7.33x22 12-18 8.32-27 7-12 9.31-26 24-29 10.27-21 16x27 11.22x31 11-17 12.37-32 6-11 13.31-27 2-7 14.47-42 1-6 15.36-31 17-22 16.35-30 20-24 17.40-35 12-17 18.44-40 8-12 19.39-34 15-20 20.41-37 22-28 21.46-41 17-22 22.49-44 11-16 23.41-36 6-11 24.43-39 11-17 25.39-33 28x39 26.34x43 10-15 27.43-39 29-33 28.38x29 23x43 29.48x39 24-29 30.30-24 19x30 31.25x23 18x29 32.27x18 12x23 1-1


Het terugruiltje (24...11-17) 24.39-33 28x39 25.34x43 is sterk. De uitval 24...29-33 25.38x29 24x33 was een alternatief geweest. Het schijnoffer 26.34-29 23x43 27.49x39 lijkt aardig. Maar na 27.33-38 staat wit met lege handen. Op 26.48-43 3-8 27.43-38 19-24 28.38x29 24x33 29.27-21 16x47 30.37-32 28x37 31.39x6 37-42 heeft zwart een goed eindspel. De terugruil is gedwongen. Na (24...11-17) 25.39-33 28x39 26.44x33 7-11 27.48-43 23-28 moet je even zien, dat wit niet met schijf 32 mag slaan. Op 28.34x23 28x48 29.50-44 18x29 30.27x7 11x2 31.44-39 48x34 32.39x39 staat zwart een schijf voor. De afwikkeling 24...11-17 25.39-33 28x39 26.34x43 10-15 27.43-39 29-33 28.39x28 22x33 29.38x29 24x33 30.42-38 33x42 31.27-21 16x38 32.37-32 38x27 33.31x2 18-22! 34.48x37 13-18 35.2x24 20x29 is beter voor zwart.

 

Leushuis,H. - Hoek,van den,Th. NLD-chC, 01-01-1980
1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.37-32 18-23 5.42-37 4-10 6.47-42 12-18 7.28-22 17x28 8.33x22 18x27 9.31x22 7-12 10.32-27 12-18 11.27-21 16x27 12.22x31 11-17 13.38-32 6-11 14.43-38 8-12 15.49-43 1-6 16.31-26 17-22 17.37-31 11-17 18.41-37 24-29 19.46-41 20-24 20.31-27 22x31 21.36x27 15-20 22.39-33 10-15 23.44-39 17-22 24.32-28 23x21 25.26x28 18-23 26.37-32 12-17 27.41-37 17-21 28.28-22 2-7 29.37-31 21-26 30.31-27 3-8 31.50-44 23-28 32.32x34 24-29 33.34x23 19x17 34.42-37 7-12 35.38-32 6-11 36.43-38 20-24 37.40-34 11-16 38.45-40 17-21 39.33-28 12-18 40.39-33 13-19 41.34-30 8-12 42.40-34 12-17 43.44-39 18-23 44.48-43 2-0


Ook andere ervaringen leren, dat 15-20 (i.p.v. het aangewezen ruiltje 14-20x20) geen geslaagd idee is. Vanuit de diagramstand wordt zwart na 21...15-20 ingemaakt. Beter lijkt 21...14-20 22.25x14 9x20 om eventueel een stapje verder te gaan naar 33/34. Hoewel... Na 23.39-33 29-34 24.40x29 23x34 25.32-28 34-39 26.43x34 18-23 27.27-22 23x43 28.22x11 6x17 29.48x39 staat wit beter. In de opening speelt zwart 15...1-6. Dat is noodzakelijk in het geval wit naar veld 28 ruilt. Met 2-8, 17-22, 19-23 kan dan de boel gerestaureerd worden.  De ruil naar 28 is in andere varianten echt een probleem. Bronstring miste de mogelijkheid tegen mij in de onderlinge 1993:


1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.37-32 18-23 5.42-37 4-10 6.47-42 12-18 7.28-22 17x28 8.33x22 18x27 9.31x22 8-12 10.32-27 2-8 11.36-31 12-18 12.31-26 7-12 13.27-21 16x27 14.22x31 12-17 15.38-32 17-22 16.43-38 8-12 17.49-43 11-17 18.32-27 23-28 en wit kreeg het erg zwaar.

 

De zet 11.36-31 creëert deze extra mogelijkheid. Het bezwaar van 11.36-31 is de wending 11...24-30! 12.25x34 (of?) 23-29 13.34x23 19x17 met uitstekend spel voor zwart. De dubbele ruil naar veld 28, die wit versmaad is erg kansrijk, omdat schijf 8 ontbreekt en manoeuvres als 24-29 en 19-23xxx niet goed meer mogelijk zijn. De ontwikkeling van de zwarte lange vleugel blijft zodoende een permanent probleem voor de rest van de partij.