De meest gemaakte fout in de open Molimard was in de begintijd de verwijdering van schijf 26 met de terugruil 37-31x41. De straf is vrijwel altijd een dodelijke kettingstelling gevolgd door een vernietigende slagwending. Tegenwoordig zie je deze zwakke terugruil niet veel meer. Een recent voorbeeld is de partij:

 

Kort,P. - Brunsman,E. NLD-chT, 27-02-1993
1.33-28 18-23 2.39-33 12-18 3.44-39 7-12 4.31-27 17-21 5.49-44 1-7 6.37-31 23-29 7.34x23 18x29 8.33x24 20x29 9.41-37 21-26 10.39-33 19-24 11.44-39 24-30 12.35x24 29x20 13.50-44 20-24 14.39-34 15-20 15.43-39 10-15 16.27-22 13-19 17.31-27 5-10 18.34-29 20-25 19.29x20 15x24 20.40-34 8-13 21.45-40 10-15 22.37-31 26x37 23.32x41 12-17 24.41-37 7-12 25.33-29 24x33 26.38x29 19-24 27.29x20 15x24 28.40-35 12-18 29.42-38 14-19 30.48-43 18-23 31.38-32 2-8 32.47-42 16-21 33.27x7 24-29 34.22x11 29x47 35.7-1 6x17 36.1x45 13-18 37.45x26 19-23 38.28x19 8-12 39.26x8 3x12 40.39-34 47-33 41.37-31 33-15 42.31-26 12-17 43.46-41 17-22 44.32-27 22x31 45.36x27 15-10 46.19-13 9x18 47.41-36 18-23 48.26-21 23-29 49.34x23 10x28 0-2 (1.59/1.22)


Iets minder rigoureus is het verloop van de partij Draaisma - Luteijn, die naar achteraf bleek, beslissend was voor het kampioenschap van Nederland 1992 corr. Wit loopt zo verschrikkelijk vast, dat er eigenlijk niets meer genomen hoeft te worden.

1.33-28 18-23 2.39-33 12-18 3.44-39 7-12 4.31-27 17-21 5.37-31 23-29 6.34x23 18x29 7.33x24 20x29 8.41-37 21-26 9.39-33 19-24 10.43-39 24-30 11.35x24 29x20 12.40-34 20-24 13.45-40 14-20 14.49-44 1-7 15.27-22 12-17 16.31-27 7-12 17.34-29 13-19 18.39-34 10-14 19.37-31 26x37 20.32x41 8-13 21.41-37 2-8 22.37-32 4-10 23.44-39 20-25 24.29x20 15x24 25.42-37 10-15 26.36-31 12-18 27.46-41 8-12 28.31-26 24-30 29.41-36 30-35 30.50-44 19-24 31.47-42 14-20 32.34-29 25-30 33.37-31 20-25 34.29x20 15x24 35.40-34 5-10 36.42-37 9-14 37.34-29 3-9 38.29x20 30-34 39.39x30 35x15


Zwart moet in de diagramstand zorgen schijf 19 op tijd weg te werken of 18-23 door te zetten. Anders krijgt hij te maken met bekende bevrijdingsactie 30.27-21 en een gevaarlijk aanval tegen de zwarte korte vleugel. De finesse 32...25-30 geeft de witte stelling de genadeslag. Hij mag geen 33.40-34 spelen, vanwege de plakker 33...35-40 X. Daardoor is wit gedwongen veld 31 te sluiten en de bevrijdingsactie 27-21 voorgoed op te geven. Een beroemde partij is R. Palmer - A. van Tilborg uit de halve finale van Nederland 1979. Ruud weet vanuit een volkomen gekraakte stelling miraculeus stand te houden.

 

1.33-28 18-23 2.39-33 12-18 3.31-27 7-12 4.44-39 17-21 5.37-31 23-29 6.34x23 18x29 7.33x24 20x29 8.50-44 1-7 9.41-37 19-24 10.39-33 21-26 11.44-39 24-30 12.35x24 29x20 13.40-34 20-24 14.49-44 14-20 15.27-22 12-17 16.31-27 7-12 17.37-31 26x37 18.32x41 10-14 19.41-37 14-19 20.37-32 12-18 21.47-41 8-12 22.41-37 18-23 23.44-40 2-8 24.36-31 12-18 25.31-26 8-12 26.46-41 4-10 27.41-36 10-14 28.34-29 23x34 29.40x29 5-10 30.45-40 20-25 31.29x20 15x24 32.27-21 etc.


De timing van de zet 18-23 is belangrijk. De afwikkeling 21...18-23 22.33-29? 24x33 23.38x18 8-12 24.18x7 13-18 25.22x24 20x47 26.7-1 is natuurlijk beslissend, maar 22.45-40 is pijnlijk. Achteraf gezien is het de vraag of zwart het wel van 18-23 moet hebben. De kettingstelling zou zonder meer voldoende moeten zijn.

 

De poging het zwart spel te versterken met 26...20-25 27.41-36 15-20 28.34-29 23x34 29.40x29 zou aardig zijn als wit aan zet was. De dreiging 19-23 verhindert dan 45-40. Nu moet zwart rekening houden met de finesse 29-23 en 28-23. Dat volgt op 3-8, 5-10 en 25-30.

 

Het statische 29...9-14 30.45-40 5-10 31.39-34 10-15 32.43-39 3-9 33.48-43 4-10 34.29-23 laat wit een prachtige aanval. Op 29...4-10 30.45-40! 10-15 (19-23!? is erg duur) 31.39-34 24-30! 32.29-23 30x39 33.43x34 18x29 34.34x14 20-24 35.37-31 9x20 36.22-18 heeft wit iets wat je misschien een tegenaanval zou kunnen noemen. 

 

In de laatste diagramstand is de bevrijding (voor wat hij waard is) onvermijdelijk. Uitspelen van het laatste tempo nog wel wat voor zwart. Na 30...3-8 31.40-35 20-25 32.29x20 15x24 is de manoeuvre 27-21 eruit, vanwege 24-29 X. Maar het schijnoffer 30...3-8 31.29-23 18x29 32.39-34 is afdoende. Er zit niets in voor zwart. De partij Mogiljanski - Tsipes 1969 werd lange tijd gezien als het bewijs, dat de open Molimard onspeelbaar is voor wit. De witspeler speelde (na de zwakke ruil 37-31x41) steeds de 'goede' zet, maar verloor desondanks kansloos.


1.32-28 18-23 2.38-32 12-18 3.31-27 7-12 4.43-38 17-21 5.37-31 23-29 6.33x24 20x29 7.34x23 18x29 8.41-37 19-24 9.39-33 21-26 10.44-39 24-30 11.35x24 29x20 12.50-44 20-24 13.40-34 14-20 14.27-22 10-14 15.31-27 14-19 16.37-31 26x37 17.32x41 1-7 18.41-37 20-25 19.45-40 12-17 20.38-32 7-12 21.36-31 12-18 22.42-38 8-12 23.47-42 2-8 24.31-26 4-10 25.46-41 10-14 26.41-36 24-29 27.34x23 18x29 28.33x24 19x30 29.40-34 14-20 30.44-40 12-18 31.39-33 30x39 32.33x44 8-12 33.48-43 5-10 34.43-39 20-24 35.40-34 15-20 36.44-40 10-15 37.49-44 3-8 38.28-23 17x19 39.27-22 18x27 40.32x21 16x27 41.38-32 27x47 42.39-33 47x29 43.34x3 11-16 44.37-31 12-17 45.3x21 16x27 46.31x22 25-30 47.26-21 30-34 48.40x29 24x33 49.21-17 33-38 50.17-12 6-11 51.22-18 13x22 52.12-8 11-16 53.8-3 20-25 54.3-26 38-43 55.26-48 43-49 56.48-31 49x35 57.31x18 25-30 58.36-31 35-44 59.31-26 44-17 60.18-29 30-35 61.29-34 15-20 62.34-29 20-25 63.29-34 17-8 64.34-45 25-30 65.45-1 8-17 66.1-6 17-50 67.6-1 50-6 68.1-45 6-1 69.45-50 30-34 70.50-22 1-6

 

De ruil 25...10-14 26.41-36 24-29 is een wat grove manier om schijf 19 te verwijderen en de bevrijding 27-21 uit de stelling te halen. Iets logischer lijkt 25...24-30 26.41-36 19-24. Na 27.40-35 heeft wit meer last dan plezier van de opsluiting van de vijandelijke lange vleugel.  Tot slot een grappige afwikkeling, die Mogiljanski uithaalde tegen Pomeranets in het Russische kampioenschap 1967. De witte stand is door passiviteit van de zwartspeler al weer behoorlijk hersteld van de opening. Er volgde 31.29-23? 16-21 32.27x18 10-14 33.22x11 13x22 34.28x17 19x46 en het eindspel was kansloos.