De droom eertijds van Ton Sijbrands om uitsluitend partijen uit een stuk te creëren, wordt niet door iedereen gedeeld. Zelf relativeer ik het tegenwoordig ook een beetje. Een bijzonder aardige opening ontstaat alvast na 1.32-28 20-24 2.34-30. Deze opening verschijnt slechts enkele malen per jaar op het bord en is ideaal om een tegenstander eens stevig aan de tand te voelen. Een mogelijkheid is de Molimard uitval:

 

1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.37-32 18-23 5.42-37 4-10 6.47-42 12-18 7.28-22 17x28 8.33x22 18x27 9.31x22 8-12 10.32-27

 

(Diagram 1) In de loop der tijden heb ik een tiental malen het voorrecht gehad deze stelling op het bord te krijgen. Een alerte zwartspeler speelt hier evenals in de opening 1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.31-27 18-23 5.28-22 17x28 6.33x22 de wachtzet 10...2-8 resp. 6...4-10 alvorens de terugtocht van schijf 22 toe te staan. Na direct 10...12-18 11.27-21 16x27 12.22x31 7-12 komen spelers als Sjtsjegoljew, Koeperman en Schotanus op het idee om gortdroog 13.37-32, 14.41-37, 15.46-41 gevolgd door 16.32-28 of 16.39-33 te spelen. Na 10...2-8! wordt wit gedwongen met 11.37-31 12-18 12.31-26 7-12 13.27-21 16x27 14.22x31 een randschijf op 26 te accepteren en zwart definitief het centrum te laten.

 

De kunst is vervolgens om iedere kans om de tegenstander voor problemen te stellen, aan te grijpen. Tempodwang is een belangrijk wapen. Na 14...12-17 15.41-37 8-12 16.31-27 1-7 ontstaat de beslissende stelling (diagram 2). Veel zwartspelers gaan ten onder door veel te snel de lange vleugel te willen ontwikkelen. Veel witspelers gaan ten onder aan pure passiviteit. Zwart heeft twee verschillende mogelijkheden om zijn lange vleugel in beweging te brengen, t.w.

Begint hij daar te vroeg mee, dan heeft hij in het ene geval de rest van de partij een overladen en omknelde lange vleugel resp. wordt schijf 28 opgegeten. Wachten tot de tegenstander de rand heeft opgezocht (veld 21) is het verstandigste. Dat is echter niet simpel te realiseren, omdat de wachtzetten op zijn. De witte strategie is erop gericht de tegenstander vroegtijdig tot actie te bewegen en de vijandelijke korte vleugel uit te dunnen zonder de uitvallen 24-29 resp. 23-28 uit het oog te verliezen. Enige ideeën zijn:

Tot slot moet opgemerkt worden, dat wit beschikt over een plan om schijf 49 i.p.v. 46 eruit te spelen. Na 14.22x31 12-17 15.38-32 8-12 16.43-38 1-7 17.49-43 23-28 18.32x23 19x28 heeft zwart m.i. nauwelijks problemen. Met de ontwikkeling over veld 29 is de meeste ervaring opgedaan. Tegenwoordig twijfelt zwart aan de kansrijkheid hiervan. Slechts voldoende overwicht over veld 22 maakt een dergelijk plan tot een succes. Tegen het plan over veld 28 hebben de witspelers nog weinig weten te verzinnen. Een voorbeeld is de partij Hans Vermin - Frits Luteijn uit het wereldkampioenschap correspondentiedammen 1989. Zwart besluit zijn lange vleugel te ontwikkelen over veld 28. Hoewel wit het niet te bont maakt en voldoende verdediging op de been houdt, kan de zwarte opening als een succes worden betiteld.

 

1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.31-27 18-23 5.28-22 17x28 6.33x22 4-10 7.36-31 12-18 8.31-26 7-12 9.27-21 16x27 10.22x31 11-17 11.31-27 6-11 12.41-36 2-7 13.46-41 1-6 14.27-21 23-28 15.21-16 19-23 16.38-32 14-19 17.25x14 9x20 18.36-31 20-25 19.41-36 10-14 20.40-34 15-20 21.34-30 25x34 22.39x30 5-10 23.45-40 10-15 24.44-39 18-22 25.43-38 12-18 26.38-33 24-29 27.33x24 20x29 28.48-43 7-12 29.16x7 12x1 30.31-27 etc.

 

De cruciale stelling van de partij is diagram 3. Het zoeken is naar een wachtzet, die meer verweer biedt tegen de uitval 23-28. Het voorzichtigste is 14.37-32 24-30 15.35x24 20x29 16.39-33 met uitzicht op kansrijk klassiek spel. Krachtdadig kan 23-28 verhinderd worden met 14.37-31, Maar 17-22 15.41-37 11-17 geeft zwart controle over veld 22, waardoor het plan 24-29, 20-24 en 14-20x20 speelbaar wordt. Een laatste idee is 14.38-32. Drie ontwikkelingen zijn denkbaar:

In de partij R. Kloosterman - F. Luteijn nch2 gaat er wederzijds wat mis bij de afwerking vanuit diagram 2: 17.37-31 17-22 18.46-41 11-17 19.27-21 6-11 20.21-16 23-28 21.31-27 22x31 22.36x27 19-23 23.27-21 14-19 24.25x14 9x20 25.40-34 20-25 26.45-40 15-20 27.42-37 10-14? 28.38-33 5-10 29.33x22 17x28 30.43-38 11-17 31.38-32 10-15 32.41-36 24-30? 33.35x24 20x29 34.37-31 28x37 35.31x42 19-24 36.42-37 18-22 37.48-43 13-18 38.43-38 24-30 39.37-31 30-35 40.31-27 22x31 41.36x27 3-8 42.38-32 8-13 43.49-43 13-19 44.43-38 19-24 45.39-33 15-20 46.33-28 14-19 47.38-33 en zwart won simpel.

 

Op de 27ste zet wil zwart de zet 38-32 kunnen beantwoorden met 5-10-15. Na 27...10-15 28.38-32is gewoon 24-29 of 24-30 sterk genoeg. Na de blunder 27...10-14 etc. is het opeens spannend. Vanuit de diagramstand is aangegeven:

Ruud bleek na de partij meer gezien te hebben dan ik, maar tobde wat met het uitrekenen van de overblijvende stellingen (diagram rechts). Dat bleek ook bij de versmade afwikkeling: 34.40-35 29x40 35.35-30 25x43 36.49x38 40x49 37.38-33 49x27 38.33x2 27-22 39.48-43! 22-28 40.37-31 28-46 41.31-27 en zwart krijgt het zwaar.

 

Voor 1960 wordt de Molimard uitval eigenlijk nauwelijks gevonden. Tot vervelens toe kwam de "Dumont variant" op het bord met interessant, maar vaak zwaar mishandeld klassiek spel, waarover de volgende maand meer. Koeperman begint de opening 1.32-28 20-24 2.34-30 14-20 3.30-25 10-14 4.31-27 te spelen in toernooien en krijgt navolgers.