De Leningrader, waarbij wit naar veld 16 gaat kent twee belangrijke ondervarianten. In de ene gaat zwart ook naar de rand en laat de opsluiting van de korte vleugel toe. In de ander breekt hij de stand open met de ruil 22-28. Vandaag vooral aandacht voor het laatste. De diagramstand doet zich meestal voor met schijf 4 op 3. Hoewel je gemakkelijk anders zou denken, verdient de diagramstand de voorkeur. Na 16...22-28 17.33x22 18x38 18.43x32 mag zwart straffeloos veld 18 sluiten. Het zetje van Berger met 26-21, 35-30, 33-28 en 29-23 verliest dan een schijf voor wit. De ruil 22-28 wordt vrijwel automatisch genomen. Er is slechts een geval bekend, waarbij zwart daarvan afzag:
Keuter,J.
- Oosting,S. NLD-chT 2b, 26-02-1994
1.34-29 19-23 2.40-34 14-19 3.45-40 10-14 4.50-45 5-10 5.31-26 20-25 6.37-31
14-20 7.42-37 9-14 8.48-42 3-9 9.31-27 17-22 10.37-31 11-17 11.27-21 16x27
12.32x21 6-11 13.21-16 19-24 14.41-37 1-6 15.46-41 14-19 16.38-32 10-14 17.32-28
23x32 18.37x28 24-30 19.35x24 19x30 20.42-38 30-35 21.38-32 14-19 22.43-38 20-24
23.29x20 15x24 24.49-43 24-30 25.47-42 4-10 26.32-27 17-21 27.28x17 21x32
28.38x27 12x32 29.42-38 10-14 30.38x27 7-12 31.16x7 12x1 32.41-37 1-7 33.37-32
7-12 34.32-28 18-23 35.26-21 23x32 36.27x38 13-18 37.38-32 8-13 38.32-28 18-23
39.31-27 23x32 40.27x38 13-18 41.33-28 6-11 42.36-31 11-17 43.31-26 2-7 44.38-33
18-23 45.34-29 23x32 46.29-23 19x28 47.33x2 14-19 48.2x24 30x19 49.43-38 32x34
50.40x29 25-30 51.21-17 12x21 52.26x17 30-34 53.29x40 19-23 54.17-12 23-28
55.12-7 28-32 56.7-1 32-37 57.40-34 37-41 58.44-39 41-46 59.1-6 46-14 =
Het resultaat is alleszins redelijk en verdient wellicht navolging, mits zwart een oplossing weet te vinden voor 21.41-37! i.p.v. 21.38-32? De variant 21.41-37 13-19 22.37-32 9-13 23.47-42 4-10 24.29-23 18x29 25.34x23 13-18 26.31-27 18x29 27.33x13 8x19 28.27x18 12x23 is dat duidelijk niet. Wel speelbaar is 21.41-37 13-19 22.37-32 20-24 23.29x20 15x24. Alles wat wit op de korte vleugel doet verzwakt zijn stand. Nu of later zal hij ook op de andere vleugel moeten spelen. Na het onvermijdelijke terugruiltje 31-27x37 staat zwart niet minder.
Schoofs,T.
- Hurk,van den,C. Nijmegen, 28-07-1989
16.38-32 22-28 17.33x22 18x38 18.42x33 13-18 19.47-42 8-13 20.31-27 10-14
21.37-32 2-8 22.36-31 23-28 23.32x23 19x28 24.33x22 24x33 25.39x28 17-21
26.26x17 12x23 27.41-36 18x27 28.31x22 23-29 X
Prosman,E. - Ballegooijen,van,M. NLD-chT 1a, 26-11-1988
16.38-32 22-28 17.33x22 18x38 18.42x33 13-18 19.43-38 10-14 20.49-43 8-13
21.47-42 2-8 22.31-27 17-22 23.27-21 11-17 24.38-32 6-11 25.33-28 22x33 26.29x38
4-10 27.36-31 24-30 28.35x24 19x30 29.32-28 23x32 30.37x28 14-19 31.38-33 9-14
32.42-38 19-23 33.28x19 14x23 34.34-29 23x34 35.40x29 30-35 36.41-37 10-14
37.37-32 14-19 38.32-28 19-23 39.28x19 13x24 40.38-32 8-13 41.32-28 24-30
42.44-40 35x44 43.39x50 20-24 44.29x20 15x24 45.45-40 13-19 46.43-39 19-23
47.28x19 24x13 48.33-28 13-19 49.31-27 30-34 50.40x29 18-22 51.27x18 12x43
52.21x1 11-17 53.1-6 43-48 54.6x22 48-37 55.22-11 37x23 56.11-2 X
Aangewezen
lijkt vanuit diagram 3: 19.37-32 10-14 20.41-37 9-13 21.47-41 4-9 22.32-28 23x32
23.37x28 met onregelmatig, maar gelijkopgaand spel. Beiden witspelers in
bovenstaande voorbeelden gaan te langzaam te werk. Het combinatienet sluit zich
meedogenloos rond Schoofs na 19.47-42? De zwartspeler uit de andere partij laat
zijn tegenstander ontsnappen na de fase met gedwongen spel. Beter lijkt
22...17-21! (Truus). Een alleraardigste versterking voor het zwarte spel met
schijf 4 op 3 werd gelanceerde door Theo van der Hoek. Maar hij laat zich echter
tot tweemaal toe het kaas van het brood eten.
Knoops,N.
- Hoek,van den,Th. NLD-chC, 01-01-1987
15.46-41 22-28 16.33x22 17x28 17.38-32 24x33 18.34-30 25x34 19.40x38 14-19
20.31-27 19-24 21.36-31 11-17 22.27-21 18-22 23.44-40 13-18 24.41-36 8-13
25.40-34 10-14 26.31-27 22x31 27.36x27 23-29 28.32x23 29x40 29.35x44 18x29
30.39-33 20-25 31.33-28 24-30 32.43-39 14-20 33.38-33 29x38 34.42x33 20-24
35.37-31 30-35 36.27-22 9-14 37.22x11 6x17 38.31-27 24-29 39.33x24 13-18
40.39-34 X
De witte omsingeling loopt helemaal niet. De enige zorg voor zwart is het
ruiltje 31-27x27 gevolgd door de aanval over veld 33. Het is belangrijk op
31-27x27 altijd met 17-22 te kunnen reageren. Daartoe was in diagram 5 de zet
25...2-8 beter geweest. Truus gaat verder met 26.31-27 22x31 27.36x27 17-22
28.47-41 (of?) 22x31 29.21-17 en de aanval tegen schijf 28 loopt niet meer (open
veld 47). Het
alternatief 26.34-30 24-29 27.30-25 10-14 loopt vanzelf voor zwart.
Springer,L.
- Hoek,van den,Th. NLD-chC, 01-01-1987
15.46-41 22-28 16.33x22 17x28 17.38-32 24x33 18.34-30 25x34 19.40x38 14-19
20.31-27 19-24 21.36-31 11-17 22.38-33 17-22 23.26-21 24-29 24.33x24 20x29
25.44-40 13-19 26.43-38 9-14 27.38-33 29x38 28.42x33 19-24 29.47-42 8-13
30.41-36 24-29 31.33x24 14-20 32.49-43 20x29 33.40-34 29x40 34.45x34 15-20
35.34-30 20-25 36.30-24 25-30 37.43-38 30x19 38.38-33 7-11 39.16x7 12x1 40.21-16
10-14 41.31-26 22x31 42.36x27 3-8 43.33x22=
Leo Springer speelt de omsingeling aanmerkelijk beter. Met 22.38-33 zet hij zijn tegenstander het mes op de keel. Een uitermate verwarrende strijd volgt. Toch slaagt er niet in om echt gevaarlijk te worden. Op de 38ste zet gebeurt iets vreemds (schrijffout?). Zwart laat de dam naar 5 gewoon openstaan. Het is natuurlijk geen erg best dammetje voor wit. Maar het is de vraag 7-11x1 past in de logica van de stand. Na 38...19-24 staat hij schitterend. Het terugwinnen van het schijf met 31-26x27 laat wit een verzwakte korte vleugel, terwijl diens tegenaanval niet echt gevaarlijk lijkt.