Evert Bronstring was niet de allereerste speler, die een onvoltooide hekstelling speelde. Jaren eerder tijdens het Nederlandse kampioenschap had Wim de Jong er succes mee tegen Bakhuizen. Zo gaat het wel vaker. Het systeem wordt genoemd naar degene, die het beroemd heeft gemaakt. Diagram 1 is inmiddels 17 keer voorgekomen. De uitkomst is vergelijkbaar met menig partij van dertig jaar later. In tegenstelling van Tsjegoljew gaat de witspeler achteruit met 8.32x41. Het aantal voorkomens van deze terugruil valt daarmee in het niet bij de zet van Tsjegoljew (74 keer). Het probleem na de terugruil is hoe te voorkomen, dat wit de rest van de partij op vergelijkbare wijze blijft ruilen. Immers een witspeler, die niet door het centrum wordt gedrongen, heeft een goede hekstelling.

 

Bakhuizen,P. - Jong,de,W. NLD-ch, 26-04-1962
1.32-28 18-23 2.33-29 23x32 3.37x28 20-25 4.41-37 17-21 5.39-33 15-20 6.37-32 21-26 7.44-39 26x37 8.32x41 19-24 9.41-37 14-19 10.50-44 10-14 11.37-32 16-21 12.42-37 21-26 13.32-27 5-10 14.47-42 11-16 15.37-32 7-11 16.42-37 12-17 17.27-21 16x27 18.32x12 8x17 19.38-32 17-21 20.43-38 3-8 21.49-43 11-16 22.28-23 19x28 23.32x23 6-11 24.38-32 1-6 25.46-41 21-27 26.32x21 16x27 27.48-42 11-16 28.34-30 25x34 29.39x19 13x24 30.40-34 8-13 31.43-39 16-21 32.42-38 13-19 33.23-18 19-23 34.35-30 24x35 35.18-12 6-11 36.29x18 11-17 37.33-28 17x8 38.28-22 8-13 39.22x31 13x22 40.38-33 14-19 41.33-28 22x33 42.39x28 10-15 43.44-39 9-13 44.34-29 20-24 45.29x20 15x24 46.39-34 2-7 47.28-22 35-40 48.34-30 24x35 49.45x34 21-27 50.22-17 27-32 X
 

Een sleutelrol vervult schijf 21. Deze schijf beneemt wit bewegingsvrijheid op de lange vleugel. Op het juiste moment naar 26 gespeeld, geeft hij tempodwang. Wim de Jong en Bakhuizen zijn zich hier in 1962 nog niet van bewust. In diagram 2 heeft zwart schijf 21 naar veld 26 gespeeld en de tegenstander profiteert niet. Na 13.37-31x41 moet de omsingeling wel van heel ver komen. Een ander bekend thema is de opmars naar 27, die de voortzetting van de zwarte omsingeling blokkeert. Bijvoorbeeld: 13.36-31 11-16 14.31-27 en zwart komt niet goed verder op 14...5-10 15.47-42 6-11 16.46-41 1-6 17.41-36 (diagram 3)

 

Vrijwel nooit is het voltooien van de hekstelling met 17...10-15 een goed idee, hoewel een Evert Bronstring in nood hem gevolgd door de ruil 24-30x30 wel eens gespeeld heeft. Voor een consequente hekstelling staat zwart te ver naar achteren en heeft hij teveel stukken op de linie 4/36. Ook het 'poortje' op 10 is geen gelukkige constructie.

 

Principiëler is het probleem 17...10-15? 18.28-23 19x28 19.32x23. Na 19...4-10 20.38-32! 11-17 21.43-38 17-21 22.27-22 12-17 23.22x11 6x17 24.49-43 heeft zwart een puinhoop. De onvoltooide hekstelling is bedoeld voor het flexibel opvangen van de inval 28-23x23. Schijf 4 mag daarbij nooit op veld 15 belanden. Volgens Evert mag de zet 10-15 nooit. Zelfs niet als het wint.

 

Derhalve spelen veel zwartspelers 17...11-17. De inval 18.27-21 16x27 19.32x21 is uiterst hinderlijk, maar zwart mag dan nog op wat tegenspel hopen tegen schijf 16. Het verstandigste is waarschijnlijk de vereenvoudiging 19...17-22 en 19-23. Constructieve pogingen als 19...13-18 20.38-32 9-13 ( het zetje 24-30x47 is het ook niet helemaal) 21.43-38 7-11 22.21-16 2-7 leiden meestal tot niets anders dan een wit centrumoverwicht.

 

De ruil 19...11-17 20.28-23 19x28 21.33x11 6x17 is hier en elders meestal geen succes voor wit door het ontbreken van een prettig tempo om te laten slaan. Truus geeft aan dat wit bij wijze van uitzondering hier over het tempo 22.29-23 beschikt. Het gaat dan om de zetjes naar 11, die erin zitten op 22...24-29? 23.32-28 29x18 24.27-22 en 37-31 X. Het schijnoffer 22...16-21 23.27x16 24-29 24.23-18 12x23 25.35-30 is blijvend. Op 22...13-18 beschikt wit over voortzettingen als 34-29, 39-33 en zelfs 35-30.

 

In diagram 6 is de stand uit Bakhuizen - de Jong. Het bovengeschetste thema doet zich voor, maar onder veel gunstiger omstandigheden voor zwart als eerder. In de variant 16...1-7 17.48-42 11-17 18.27-21 16x27 19.32x21 blijft het lastig om iets met zwart te bereiken. Wel is de witte opbouwzet 19...13-18 20.38-32 verhinderd door de wending 20...24-30x47 X. In de partij probeert zwart op een andere nu zeer bekende manier de oversteek naar 21 te realiseren. De zet 16...12-17 biedt wit de kans ten koste van wat tempi over te schakelen naar een hekstelling.

 

Tegenwoordig zie je de inval 28-23x23 vrijwel nooit meer. Zoals Evert het zou zeggen: 'Het is nooit goed, zelfs als het wint'. In diagram 7 heeft zwart weliswaar de zet 10-15 niet gespeeld. Maar desondanks baart de hekstelling hem zorgen. Hij heeft gewoon teveel stukken op de lijn 4/31. Na gewoon 22.37-31 wordt het nooit meer wat met hem.

 

Zwart moet in diagram 8 de verleiding weerstand bieden om 23...21-27 te spelen. Na 24.34-30 25x34 25.39x19 13x24 26.43-39 is er niets meer tegen de bevrijding 38-32! met goed spel te doen. Een paar zetten later besluit zwart door temponood gedwongen alsnog naar veld 27 te gaan. Wit profiteert niet. De terugruil 21-27x17 was wellicht kansrijker. Wit heeft dan opbouw probleempjes, omdat 36-31 en 37-32 verhinderd zijn door het dammetje 14-19 X.