Het winnen van een open positie vereist inzicht in de positie en de richting waarin de schijven gedirigeerd moeten worden; Samenwerken van schijven; Ondersteuning van vooruitgeschoven materiaal; Ontwikkeling en activeren van materiaal en niet in het minste de tempoverhoudingen. Sijbrands was de eerste, die systematisch wees op het belang van ontwikkelingsvoorsprong. Tegenwoordig hebben grootmeesters vrijwel alles over voor een verstoring van tempoverhoudingen. In de partij Georgiev - Schwarzman werd de naar ouderwetse begrippen gruwelijke opening: 1.34-29 19-23 2.33-28 23x34 3.39x30 20-25 4.44-39 25x34 5.39x30 gespeeld bij hun rapid partij in de 4e ronde van het blindwereldkampioenschap. Wit verwerft vier tempi. Sommigen zouden de prijs t.w. een slecht ontwikkelde lange vleugel te hoog vinden.

Tienvoudig wereldkampioen Chizhov is een speler, die de opening vooral gebruikt om een gunstig middenspel te realiseren. Bij voorkeur met een duurzaam initiatief gebaseerd op ontwikkelingsvoorsprong. Het is niet moeilijk om meerdere recente voorbeelden te vinden van zijn tactiek. Een aardig voorbeeld is zijn partij tegen Getmanski.

 

 

In de diagramstand heeft wit een lichte ontwikkelingsvoorsprong. Het tempo-effect van de randschijven 15 en 35 valt enigszins tegen elkaar weg met dien verstande, dat wit gemakkelijk zes extra tempi kan pakken door schijf 35 naar voren af te ruilen en dat later ook doet. Op dit moment neemt Chizhov de schijnbaar onlogische ruil:

30.27-22?! 18x27 31.28-23 19x28 32.33x31

Dat kost toch tempi(?) Maar het haalt tevens de kracht uit het zwarte centrum. Zwart kan nu immers niet meer 18-22x22 ruilen en twee tempi terugwinnen. Later is het tempo overwicht ontstaan door de afruil van schijf 35 voldoende om de partij schijnbaar moeiteloos naar zich toe te trekken. Dat is niet niks tegen Getmanski een van de sterkste spelers van de wereld. Er volgde:

32...21-26 33.38-33 13-18 34.33-28 16-21 35.31-27 17-22 36.28x17 21x12 37.39-33 3-8 38.49-44 12-17 39.33-28 8-12 40.44-40 35x44 41.50x39

Deze ruil wint zelfs 6 tempi !!

41...2-7 42.39-34 18-23 43.28x19 17-22 44.27x18 12x14 45.32-27 14-19 46.27-22 19-24!?

(Diagram 2) Dit is kiezen uit twee kwaden. Zwart is hopeloos achter in ontwikkeling. Hij kan proberen de andere vooruitgeschoven schijf van wit te stoppen met 46...7-12, maar dan is de witte bezetting van veld 30 vrijwel beslissend.

47.22-18 7-11 48.47-41 11-17 49.41-36 17-22?!

Wederom een keuze tussen twee kwaden. Na andere zetten is wit zo veel eerder op dam, dat er echt niets meer te redden valt.

50.18x27 9-14 51.27-22 14-20 52.22-18 20-25 53.18-12 24-30 54.34-29 30-35 55.12-7 35-40 56.7-2 40-44 57.29-23 44-50 58.2-35 50-17 59.37-32 17-12 60.36-31

Een kleine verrassing tot slot.

 

Tellen van tempi

Cruciaal voor het spelen van tempopartijen is de bepaling van de tempoverhoudingen. Daar zijn meerdere trucs voor. Topspelers weten precies de waarde van elke ruil en houden aan de hand daarvan in de eerste fase van de strijd de tempoverhoudingen bij. Echter je kunt ook in een willekeurige stelling de tempi simpel uittellen. In de diagram 1 gaat dat als volgt:

De rijen van het dambord worden gerekend voor wit:

Voor zwart is het precies omgekeerd:

Wit heeft in de diagramstand de schijven 50, 49 en 47 voor driemaal 0; De schijven 39, 38 en 37 zijn driemaal 2 = 6; De schijven 33 en 32 geven tweemaal 3 = 6; De schijven 27 en 28 zijn tweemaal 4 = 8 en tenslotte is er de schijf op 15 voor 7. Het totaal is dan 0 + 6 + 6 + 8 + 7 = 27.

Zwart heeft de schijven 2/4 voor 0 tempi; Schijf 9 heeft er 1; Schijven 13 heeft er 2; 16/19 geeft viermaal 3 = 12; Schijf 21 heeft 4 tempi; Tenslotte heeft schijf 35 6 tempi. Het totaal is 1 + 2 + 12 + 4 + 6 = 25. Het verschil is 27 - 25 = 2. Voorts is wit aan zet. Zodoende staat wit 2 1/2 tempi naar voren.

In diagram 2 is de tempoverhouding:

Wit: 0 + 2 + 3 + 5 + 7 = 17

Zwart: 0 + 2 + 4 + 5 = 11

Totaal: 17 - 11 = 6. Zwart is aan zet dus de uitkomst 5 1/2 tempo. Wit blijkt door dit grote tempovoordeel in diagram 2 feitelijk gewonnen te staan !!!

 

Wiersma - Gantwarg

Tempovoordeel ontstaat door ruilen. Er zijn tal van openingen, waarin het mogelijk is om een groot aantal tempi te pakken. Maar dat weet de tegenstander ook. Niet elke ruil naar voren heeft het gewenste effect. Gesloten stellingen hebben een afwijkende logica. Chizhov speelt regelmatig openingen, waarin van alles wordt toegelaten en genomen. In de bovenstaande partij dient de terugruil ertoe om het bereikte terreinvoordeel te consolideren. Het toelaten van de ruil 18-22x22 in diagram 1 is niet slecht, maar er ontstaat dan een positie met een andere en minder gunstige logica.

Een belangrijke methode om tempi te pakken is het afruilen van een voorpost. Zwart staat hier 3 1/2 tempo naar voren. Na de achterloop 12...13-19 loopt de zwarte ontwikkelingsvoorsprong nog iets verder op tot 4 1/2 tempo. De ruil zelf levert drie tempi op, waarvan wit er via de slag 24x33 39x28 twee terugwint. De transactie zelf heeft bijgevolg beperkt effect. Echter het openen van de stelling is belangrijk om de tempi te laten werken.

In diagram 4 heeft zwart er via diverse ruilen nog twee tempi bij weten te sprokkelen. Echter de beide randschijven 25, 26 (en 16) compenseren dit effect enigszins. Zwart probeert daarom iets te doen tegen schijf 27. Zodra dat stuk weg is, gaan de gewonnen tempi echt werken.

Direct 12-18 of 12-17 zijn verhinderd door simpele zetjes. De gespeelde zet 19-24 heeft als bedoeling de weg vrij te maken voor 7-11 12-18-22x22 met overwegende positie. Echter in de partij bleek 28...19-24? 29.32-28 7-11 30.34-29 12-18 last te hebben van 31.28-23! met gevaarlijke aanval tegen de zwarte hekstelling. Achteraf gezien bleek de opstelling met 7-11, 12-18 (en soms 20-24) de juiste methode om het zwarte voordeel te realiseren. Bijvoorbeeld 28...7-11! 29.32-28 12-18 30.27-22 18x27 31.28-23 19x28 32.33x31 11-17 en het witte centrum is verstrooid. Na 28...7-11 29.33-28 12-18/19-24 30.39-33 20-24/19-24 heeft wit behoorlijk ongemak.

 

Dibman - Gantwarg

Ook in de partij Dibman - Gantwarg een hevig touwtrekken om de tempi. Zwart staat drie en een half tempo naar voren (5+8+12+8+4=37/8+12+8+5=33 met wit aan zet). Ook hier blijkt de afruil van de voorpost via de breekactie vervelend. Dat zit hem minder in de resulterende tempoverhouding, dan in de verstoring van de zwarte centrumstand resp. zwart gaat van de ene opsluiting naar de andere. Volgens Gantwarg zijn tempi slechts een hulpmiddel en gaat het er vooral om zwaktes te creëren in de vijandelijke positie. Bij sterke spelers zie je een voortdurend heen en weer golven van de strijd. Tempi worden uitgeruild tegen zwaktes resp. zwaktes worden uitgeruild tegen tempi.

De zwarte lange vleugel kan in diagram 5 niet spelen. Hij staat nog steeds wat naar voren (8+12+8+3=31/5+4+9+8+3=29 met zwart aan zet). Aan de andere kant heeft wit overwicht. De formatie 6,11,16,17 heeft de verkeerde richting. Vandaar dat zwart de koe bij de horens pakt en zich met de puur defensief bedoelde ruil

24...17-21 26 26x17 11x22

uit de problemen probeert te hakken. Zwart staat daarna 4 1/2 tempo voor, maar kan voorlopig niet spelen op de lange vleugel op straffe van schijfverlies. De partij ging verder met:

25.47-42!? 16-21?! 26.49-43 23-28 27.31-27 21x32 38x18 13x22 30.45-40

en allerlei zetjes spelen zwart parten. Op 30...19-23 heeft wit het zetje 33-29 en 44-40, terwijl op 9-13 het zetje 33-29 en 42-38x9 dodelijk is. Daardoor kan zwart niet verhinderen dat zijn tegenstander problemen blijft maken tegen de opgesloten zwarte lange vleugel. Het ging verder met:

30...7-12 31.37-31 6-11 32.31-27 22x31 33.36x27 12-17 34.33x22 17x28 35.39-34!

Dit is de enige manier voor wit om zijn tegenstander weg te houden van veld 29. Bij de partijen kunnen jullie zien hoe de partij tenslotte na felle strijd remise liep. Het uitwisselen van het ene thema tegen het andere is kenmerkend voor het 'spelen op tempi'.

 

 

Wat is het voordeel van tempowinst ?

Dat is niet alleen zoals in de partij Chizhov - Getmanski, dat je eerder op dam bent. Het is ook een hulpmiddel om dingen te kunnen ondernemen, die anders niet mogelijk zijn. Het is net zoals bij voetbal. Om gemakkelijk te scoren, moet je op de helft van je tegenstander zijn. Als een speler in zijn eentje voor het doel verschijnt, dan wordt de bal moeiteloos afgepakt door de verdedigers. Komt hij ondersteund door voldoende medespelers voor het doel, dan is hij gevaarlijk. Op dezelfde wijze is een voorpost in het damspel alleen dan sterk, als hij voldoende ondersteund wordt door medespelers. Je kunt dus alleen met 'offensieve' bedoelingen een voorpost plaatsen, als je beschikt over een flinke ontwikkelingsvoorsprong.

Als het alleen om tempowinst zou gaan dan zou dammen een eenvoudig spelletje zijn. De positie van de schijven en de richting waarin deze gaan, al dan niet gedwongen, is evenzeer van groot belang. Een hooggeplaatst randstuk heeft bijvoorbeeld een hoge tempowaarde, maar veelal heb je er niets aan, omdat het eenvoudig in bedwang wordt gehouden en geïsoleerd staat van de overige schijven. Gantwarg merkt op dat zelfs gerenommeerde spelers niet zelden zondigen tegen dit basisprincipe van de damstrategie en zich lichtvaardig randschijven laten opdringen.

 

 

In deze stelling uit een partij Sjtsjogoljew - Andreiko speelde tweevoudig wereldkampioen Sjtsjogoljew de zet 34-30 in de verwachting dat er 9...20-24 10.39-33 11-17 11.27-22 zou volgen met interessant klassiek spel. Andreiko had echter andere plannen t.w. het oprollen van de witte lange vleugel. Een prachtig voorbeeld van het nieuwe begrip: 'virtuele ontwikkelingsvoorsprong' doet zich voor.

Het gevolg is dat schijf 30 ‘in de lucht blijft hangen’. Toen Sjtsjogoljew deze schijf later (diagram 9) helemaal naar de rand speelde, zorgde het gedeplaceerde randstuk voor groot 'virtueel' tempovoordeel (12+8+2=22/8+3+6+4=21). Randschijf 25 draagt hierna weliswaar een hoop tempi, maar doet weinig voor het geheel van de witte stand. De zet 9.34-30 is een kleine misrekening. Maar 18.30-25 is een echt grove fout. Na 18.50-44-39-33 staat wit nauwelijks minder.

Dit zondigen tegen de basisprincipes van de tempoleer tot op het hoogste niveau heeft meerdere oorzaken. Strategie is vaak een ondergeschoven kindje. In feite bestaat er nauwelijks een damboek over strategie. Damboeken zijn vaak slechts een verzameling van posities en combinaties. Anderzijds kan een dammer tijdens een partij gemakkelijk essentiële zaken vergeten door de veelheid aan zaken waarmee hij rekening moet houden, waarbij dan nog eens de wedstrijdspanning komt. In de partij realiseerde Andreiko hierna materiaalwinst via de zettenreeks:

18.30-25? 13-18 19.50-44 9-13 20.41-37 4-9 21.44-39 2-8 22.38-32 17-22 23.28x17 12x21

De tempoverhouding gaat hiermee naar 2 1/2 tempi in het voordeel voor zwart. Nog steeds weinig. Maar te samen met de passieve schijf 25 is het best veel. Ook de volgende witte zet is geen hoogvlieger. Beter is 39-33-28 om maximale stootkracht naar de bedreigde flank te dirigeren.

24.32-28 8-12 25.36-31 12-17 26.43-38 7-12 27.49-44!? 20-24 28.38-32 21-26 29.31-27 1-7 30.48-43 18-22 31.27x18 13x33 32.39x28 17-21 33.42-38 12-18 34.37-31 26x37 35.32x41 7-12 36.41-37 9-13 37.47-41 12-17 38.38-32 21-26 39.43-38*

Gedwongen, want er dreigt 14-20x49.

39...18-23 40.44-39 13-18 40.41-36 18-22

Een belangrijk verschil tussen dammen en voetbal is, dat het ene spel voortdurend heen en weer golft, terwijl het andere een kwestie van lange adem is. Een vroegtijdige misgreep heeft vaak gevolgen voor de complete rest van de partij. Passieve randschijven en achtergebleven schijven kun je vergelijken met een voetballer, die de hele wedstrijd bij de tegenover gelegen cornervlag staat zonder dat enig medespeler hem kan bereiken. Vandaag hebben we het over stellingen, waarbij aan de ene vleugel de stukken van de tegenstander worden opgehouden en aan de andere kant uitgeput. Als de witte lange vleugel uitgespeeld is, moet er aan de lamgelegde vleugel gespeeld worden, waardoor bij elke achterloop op schijf 24 het tempovoordeel van de omsingelaar toeneemt. Dit blijkt in de uitspeelstanden. Het thema van de eerste twee uitspeelstanden komt ook later nog uitvoerig aan de orde.

 

Wesselink - Gantwarg

Een belangwekkend voorbeeld van uitwisselen van tempi tegen positievoordeel en visa versa. In de diagramstand staat een bekend stellingbeeld uit de geweigerde Keller op het bord (12+9+6+4=31/4+15+8+3=30). Wit lijkt in de volgende zetten succesvol de stroomloop te kunnen ondernemen tegen het zwarte steunpunt op 24. Maar hij had buiten de waard gerekend. Er volgde verrassend:

13...21-27!!

Hiermee breekt zwart het sterke vijandelijke centrum op ten koste van slechts één tempo. Van het ene moment op het andere is de stormloop over veld 29 nauwelijks meer effectief. Bij elke achterloop over veld 29 (en opvangen door zwart) wint deze twee tempi en neemt zijn omsingeling van het witte centrum in kracht toe.

14.32x21 17x37 15.28x17 12x21 16.42x31 7-12 17.49-43 1-6 18.47-42 13-19 19.34-29!?

Deze achterloop is weinig effectief. Zwart wint twee tempi. Een herhaling van de achterloop via 40-34-29 ligt weinig voor de hand, omdat zwart beschikt over 8-13 en 14-20 met omknelling van de witte korte vleugel. Tijdens het uitspelen van de stand kozen meerdere witspelers voor de opbouw 46-41-37 met versterking van de bedreigde witte lange vleugel. Als wit het klassieke centrum aldus weet te stabiliseren, dan staat hij nauwelijks minder.

19...10-15 20.29x20 15x24 21.40-34 8-13 22.31-27!?

Zwart heeft 3 1/2 tempo ontwikkelingsvoorsprong. Daardoor is voortzetting van de aanval over veld 29 onlogisch. Wit besluit tegenspel te zoeken op de andere vleugel. Ook dat is weinig effectief. Beter is nog steeds de opstelling met 46-41-37. Zwart wisselt nu tempovoordeel uit tegen positievoordeel.

22...21x32 23.38x27 2-7 24.46-41 6-11 25.41-37 11-17 26.37-31!? 18-23!

Zwart gaat spelen tegen het achtergebleven stuk op 36.

27.42-38 17-21 28.34-29 23x34 29.39x30 21x32 30.38x27

Wit heeft nu zelfs de leiding genomen in de wedloop om de tempi (8+9+2+2=21/4+6+6+2=18). In ruil daarvoor heeft zwart een prachtige stelling. Andermaal gaat hij spelen tegen het achtergebleven stuk op 36.

30...12-17 31.48-42 13-18 32.33-28!?

Wit probeert zich los te vechten. Het resultaat is dat hij het ene probleem inruilt voor het andere. Andermaal krijgt hij dank zij het zwakke stuk op 22 te kampen met fikse ontwikkelingsachterstand en een gammel centrum.

32...17-21! 33.27-22 18x27 34.31x22 4-10! 35.30-25 21-26 36.43-38 7-12 37.38-33 9-13 38.44-39 16-21 39.22-17

Wit is in grote nood. Ten koste van zes tempi ontdoet hij zich van het heikele stuk op 22. Na 39.42-37 12-18 40.45-40 18x27 41.37-31 26x37 42.28-23 19x28 43.33x42 13-18 krijgt zwart alle belangrijke velden in handen.

39...13-18 40.17x8 3x12 41.42-37 10-15 42.45-40 18-23!?

Een betere kans is 42...12-17 43.40-34 18-23 44.37-32 17-22 45.28x17 21x12 46.33-28 12-17 47.39-33 17-21!

43.28-22 12-18 44.22x13 19x8 45.36-31 15-20?

De zwartspeler vertelt zich. Na 45...8-13 46.39-34 13-19 47.34-30 is het laatste tempo 15-20 wel beslissend.

46.40-34!

en het liep remise, omdat 46...8-13 47.34-30 13-19 48.37-32 26x28 49.33x22 simpel remise is.

 

 

Van der Akker - Wiersma

Dit is een bekende stelling uit de 32-28 16-21 opening. Wit dreigt op de volgende zet met bv 37-31 de opsluiting definitief te maken. Met een schijfoffer kan zwart zich bevrijden.

9...17-22 10.26x17 22x31 11.37x26 11x22 12.28x17 12x21 13.26x17 7-12

Deze stand werd gedurende de training meerdere malen uitgespeeld. De transactie levert zwart een bescheiden hoeveelheid tempi op. Dat wordt nog wat meer als wit reageert met 33-29-24x12 om zwart 'ice' te geven aan de korte vleugel en schijf 6 achter te doen blijven (4 1/2 tempi). Wit besloot tot de oversteek:

14.35-30 12x21 15.30-25

Dit lijkt beter dan het is. Door de relatief dunne lange vleugel is wit hierna gedwongen te spelen op de korte vleugel en in het centrum. Het 'voordeel' van het ontwikkelen van schijf 35 is dan zeer betrekkelijk. Dat bleek ook in de partij:

15...6-11 16.34-29 11-17 17.39-34 4-9 18.44-39 2-7 19.50-44 7-12 20.32-28 21-26

Wit is nu feitelijk uitgespeeld. In de partij besloot hij tot:

21.29-24 19x30 22.28-23 18x29 23.33x35 20-24? 24.34-29 24x33 25.38x29=

Anatoli merkt op, dat zwart uitstekend staat (5+9+8+3=25/5+6+6+4=21). De gespeelde zet hindert het witte spel aanmerkelijk, maar doet niets tegen de ruil 34-29 met verbreking van het spelbeeld. Beter is volgens hem 12-18 en eventueel 17-22. Andermaal heeft wit dan geen andere keus om te spelen op de korte vleugel in de 'muil van de draak', zoals Gantwarg dat zo plastisch pleegt uit te drukken. Zwart zal dan waarschijnlijk nog meer tempi winnen en overwegend komen te staan.

 

Gantwarg - Leijenaar

Hier een variatie op het thema uit de partij van der Akker - Wiersma. Een verschil is de bezetting van veld 27. Dat heeft zo zijn voor- en nadelen. Wederom begint de witspeler de transactie met een lichte ontwikkelingsachterstand.

17.34-29 23x34 18.40x20 25x34 19.39x30 14x34 20.49-44 17-21!?

Zwart probeert het zijn tegenstander lastig te maken via de afwikkeling 21.44-39!? 18-23 22.39x30 23-28 23.32x14 21x41 24.36-31 9x20 25.47x36 20-25 en wit heeft in ruil voor flink wat tempi wat ongemak aan de korte vleugel. Anatoli kwam echter met het verrassende:

21.47-41!! 9-14 22.44-39 3-9 23.39x30

en wit had het kenmerkende spelbeeld op het bord gekregen. Het tempovoordeel is daarna beperkt (2 1/2). Maar er is sprake van een flinke virtuele ontwikkelingsvoorsprong.

 

Partijenoverzicht

Georgiev - Schwarzman Gruwelijke opening teneinde vroegtijdig tempowinst te boeken.
Chizhov - Getmanski Doorslaan van de aanval in het late middenspel dank zij tempowinst.
Wiersma - Gantwarg Problematiek van het tot gelding brengen van een aanmerkelijk ontwikkelingsvoorsprong met randschijven.
Dibman - Gantwarg Uitruilen van zwaktes tegen tempi en visa versa.
Sjtsjogoljew - Andreiko Virtueel tempovoordeel.
Wesselink - Gantwarg Uitruilen van zwaktes tegen tempi en visa versa.
Van der Akker - Wiersma Korte vleugel opsluiting als wapen om tempi te winnen in de opening.
Gantwarg - Leijenaar Variatie op het thema met de korte vleugel opsluiting.
van Reenen - Kos Uitspeelstand van der Akker - Wiersma met de uitwisseling 33-29-24x12.
Vogelaar - Malahe Uitspeelstand van der Akker - Wiersma met de vreemde uitwisseling 34-29-24xx24.