Tempi zijn altijd belangrijk. Ook in standen waar het er helemaal niet toe lijkt te doen. Dus ook in standen met aanval versus verdediging zijn tempi belangrijk. Als wit veld 24 heeft bezet, dan heeft zijn tegenstander twee fundamenteel verschillende opstelling ter beschikking. Hij kan kiezen voor de formatie 3, 4, 9, 14 resp. 4, 9, 10, 14. De tweede opstelling is minder bekend en met name geschikt voor standen, waar de tempoverhoudingen niet al teveel uit balans zijn. De eerste opstelling is bekender en aangewezen bij standen, waar het tempo-evenwicht wel grondig verstoord is. De tweede opstelling is het onderwerp geweest bij trainingen van vooraanstaande vrouwelijke dammers nu en in het verleden. Het is vooral gebaseerd op tactische mogelijkheden en er blijkt een groot verrassingseffect vanuit te gaan.

 

Links de kenmerkende opstelling van het eerste plan. Zwart gaat veld 20 bezetten en blokkeert de witte korte vleugel om strijd te leveren op de andere vleugel.

 

In de stand rechts daarentegen is het nooit de bedoeling om veld 20 te bezetten. Zwart wil zijn materiaal samenballen en centraal houden om te kunnen counteren tot het moment komt om deze kracht als een soort trampoline tegen het overmoedige vooruitgeschoven materiaal van de witspeler te gebruiken.

 

Veld 20 moet openblijven voor de tactische wendingen. Ook is het duidelijk, dat de zwarte lange vleugel na bezetting van veld 20 kwetsbaar is voor aanval via de ruil 34-30x30, welke mogelijk is als er een paar schijven bijgeplaatst worden.

 

Jannes van der Wal is een van de talrijke 'mannelijke' slachtoffers, die compleet verrast werden door het feit, dat vrouwen als Karin van Lith een dergelijk gecompliceerd strategisch plan beginnen en met vaste hand tot een goed einde weten te brengen. Het moet een schokkende ervaring zijn geweest. Wit doet immers alles 'goed' en wordt toch ingeblikt.

 

 

van der Wal - van Lith

 

De kenmerkende stelling. Zwart heeft zich opgesteld met een (schijnbaar) uitermate statisch centrum. Wit lijkt slechts veld 23 te hoeven bezetten om de overhand te krijgen. Evenals vele witspelers voor en na hem kon Jannes de verleiding niet weerstaan.

 

26.28-23!?

 

Beter is de oversteek 49-43-38 en er ontstaat een meer normale aanval versus verdediging. Zwart kan 10-14 spelen eventueel gevolgd door 14-20 om te spelen tegen de witte valse staart op de korte vleugel. Na het gespeelde 26.28-23 is de formatie 2,8,13 is belangrijk om de witte voorpost op 23 onder druk te zetten. Het open veld 3 (en 20) is nodig voor damgeefcombinaties waarbij schijf 23 naar 3 gaat gevolgd door 13-19 en slagen vanaf veld 15.

 

De zwarte stand heeft wel wat weg van een trampoline. Alle kracht is samengebald in het centrum. Er hoeft slechts gewacht te worden op het juiste moment om explosief te ontladen. Zwart kan dit soort plannen realiseren met relatief weinig stukken op de korte vleugel. Hij hoeft slechts één stuk over te hebben om naar veld 22 te lopen. De witte voorpost wordt dan bedreigt. Meestal heeft wit dan geen andere keus, dan schijf 22 met 33-28x28 te ruilen.

 

De formatie 23, 24, 28, 29 is ideaal voor veel van de wendingen, waar zwart het van moet hebben. Naast de damgeefcombinatie dient wit voortdurend rekening te houden met het offer 15-20 plus de klemzet 13-19 en in bijzondere gevallen 25-30. In de partij doet wit nauwelijks een poging om het zwarte centrum daadwerkelijk in de klem te houden en speelt vrijwillig op veld 28:

 

26...7-11 27.33-28!? 10-14! 28.39-33 21-26 29.44-39 11-16 30.49-43 18-22 31.43-38 22-27!? 32.48-43

 

Het moge duidelijk zijn, dat het ruiltje 32.38-32 27x38 33.33x42 niet echt in aanmerking komt in verband met de damgeefcombinatie 33...16-21! 34.48-43 12-18! 35.23x3 13-19! 36.24x13 9x18 37.3x20 15x35. Zelfs als de wending resulteert in de eindslag 15x22 en de stand materieel gelijk blijft, neemt zwart de afwikkeling zonder aarzelen. Na afloop heeft hij immers het centrum; ontwikkelingsvoorsprong en een vernietigende aanval.

 

32...17-22 33.28x17 12x21 34.24-20* 15x24 35.29x20 8-12 36.33-28 12-17 37.39-33

 

en wit miste de winst:

 

37...13-19!! 38.36-31* 26x37 39.34-30 25x34 40.40x29 14x25 41.23x3 2-8 X

 

In deze en andere voorbeelden is het opvallend dat zwart geen enkele haast maakt met het uitvoeren van zijn plannen. Hij is tevreden met de krachteloze opstelling 23, 24, 28 en 29. Hoe en wanneer daarvan wordt geprofiteerd is niet belangrijk. Vaak zie je lange tijd alleen maar schijnbaar richtingloze zetten op de korte vleugel. Tot opeens een stuk op veld 22 verschijnt om de kenmerkende verzwakking uit te lokken.

 

 

van Lith - Meijler

 

Een bekend wapen in een laveerpartij is de halve hekstelling en vereist van beide spelers een diep inzicht in het spel, omdat je voortdurend door de halve hekstelling moet heen kijken naar de situatie, die ontstaat als hij verbroken wordt. De tempoverhouding is dan belangrijk. Elke keer dat achtergelopen wordt krijgt de bezitter van de halve hekstelling er twee tempi bij. Toch moeten ook andere stelling kenmerken in ogenschouw gehouden worden. Het is aan de orde geweest tijdens de trainingen van Gantwarg en Karin van Lith. Zwart krijgt aanval en wit omsingeling.

 

Hier de kenmerkende stand, die kan ontstaan bij laveren met een halve hekstelling. Het is met name belangrijk voor wit om zoveel mogelijk materiaal van de witte lange vleugel naar de andere bordhelft te transporteren. Dat lukt niet met direct 37-32. Zwart heeft dan de hergroepering 21027 en 22-28x16. Echter na achterlopen met

 

13.34-30!

 

ontstaat er een gaatje op 13 en kan de oversteek 37-32-28 wel. Zwart besluit de oversteek van schijf 37 niet toe te laten en doet:

 

13...21-27 14.30x19 13x24 15.40-34 3-9!?

 

In een stelling van aanval versus verdediging is de controle over veld 24 belangrijk. Zwart heeft deze controle zolang hij de formatie 3,9,14 handhaaft.

 

16.43-39 5-10 17.48-43 20-25 18.29x20 25x14 19.44-40 9-13 20.35-30 13-19 21.30-25 19-23 22.50-45 8-13 23.34-30 23-28?

 

Rechts de kenmerkende opstelling. Een pokerface is belangrijk voor maximaal effect. Ook hier gaat wit tergend langzaam te werk. De zet

 

24.40-35!!

 

in plaats van het meer voor de hand liggende 40-34 is kenmerkend. Zolang wit nog een stuk heeft, dat naar 29 kan, moet je er vooral wegblijven.

 

24...13-19

 

Na 24...18-23? wint 25.39-34; 38-32 X.

 

25.45-40 2-8 26.40-34 8-13

 

Zwart heeft grote problemen in het centrum.

27.34-29 19-23 28.29-24! 13-19* 29.24x13 18x9 30.39-34 28x48 31.38-32 27x38 32.42x33 48x31 33.36x29

 

en wit had een verpletterende aanval tegen de zwarte lange vleugel.

 

Zwart tegenspel

 

Het is belangrijk te letten op de paar tactische tegenacties, waar zwart over beschikt. Als op het cruciale moment de zet 34-29 verhinderd is door een zetje, dan valt de hele omsingeling in duigen. In de partij dient bijvoorbeeld aandacht besteed te worden aan de wending 17-21 (26x19) met slaan van 14 naar 39 of 45.

 

 

Hier de uitermate zeldzame situatie, waarin wit mat staat, dank zij een 'tactisch probleem'. De voortzetting 34-29 is verhinderd door de afwikkeling 27-32 en 18-22x45. Bijgevolg kan wit feitelijk opgeven.

 

 

Een belangrijke reden, waarom dit plan alleen geschikt is voor standen met een klein verschil in ontwikkeling is de controle over veld 24. Zodra zwart naast de controle over het centrum erin slaagt ook veld 24 in handen te krijgen, dan is het plan van omsingelaar mislukt. Dat geldt ook voor de situatie, waarin wit nog beschikt over de twee om twee 38-32x32, zoals in diagram 9. Ondanks een paar kleine onvolmaaktheden in de zwarte stelling en slechts een geringe ontwikkelingsvoorsprong is de situatie zeer moeilijk voor wit na 38-32x32.

 

 

Hoekman - Doumesh

 

Nina Hoekman is helemaal gefixeerd door het plan en werkt er in vrijwel iedere partij systematisch naartoe. Ook als andere plannen meer in aanmerking komen. Het is niet helemaal zeker of deze stand wel zo geschikt is voor het plan. Wit heeft een flinke ontwikkelingsachterstand. Ook is de controle over 24 niet zeker. Zwart haakt gelukkig af met

 

22...27-31!?

 

en wit stond bevredigend. Het is niet helemaal duidelijk hoe wit het avontuur moet overleven na 19-24. Zwart dreigt veld 24 permanent in handen te krijgen met een positionele ramp voor de omsingelaar als gevolg. Na 22...19-24!! 23.34-29 14-19 24.29x20 15x24 25.45-40 18-23 kan wit nog afwikkelen met 26.35-30 24x44 27.39x50 28x48 28.38-32. De compensatie lijkt daarna onvoldoende.

 

 

Hoekman - Luteijn

 

Wederom een traumatische ervaring voor de zwartspeler. De heren grootmeesters hebben na afloop urenlang zout in de wonden zitten wrijven. In de opening maakt zwart zich grote zorgen over ruilacties. Tot zijn verbijstering komen ze niet. Ook lijkt wit totaal niet te begrijpen, dat een wat flexibeler opstelling van het centrum te overwegen valt. Zwart heeft best lang nagedacht alvorens zich in het avontuur met:

 

23...23-28!?

 

te storten. Want de kenmerkende wendingen zijn reeds jaren terug op de training van Van Stigt Thans behandeld. Volgens Anatoli is ruilen met 23...14-20 nodig. Als het materiaal op de korte vleugel dunt, moet op een gegeven moment het materiaal in het witte centrum spelen en verdwijnen de kenmerkende wendingen. Het zwarte centrum gaat dan werken.

 

24.44-39 3-8 25.34-29 19-23 26.29-24!

 

De stand links is bij de berekeningen op het bord geweest. Veld 18 mag niet open. Anders volgt de afwikkeling 39-34, 38-32 met verloren stand. Het moge duidelijk zijn, dat zwart geen enkele verdediging heeft tegen het offer 36-31 en 38-32 als hij enkelvoudig 26...13-19 27.24x13 8x19 ruilt. De twee om twee:

 

26...14-20 27.25x14 13-19 28.24x13 8x10

 

is aangewezen. Het geplande 28...18x20 faalt op 29.39-34, 38-32, etc. Beide spelers misten nu de wending 29.36-31 27x36 30.38-32 10-14 31.42-38 met direct winst. In de partij speelde wit eerst

 

29.30-25?

 

waardoor een wakker geworden zwart opeens weer een nipte verdediging wist te organiseren.

 

29...10-14 30.35-30 11-16 31.30-24

 

Het offer 31.36-31 26x37 32.38-32 kan nu sterk beantwoord worden met 32...16-21!

 

31...14-19 32.24x13 18x9 33.26-21!! 17x26 34.33-29 23x34 35.39x30

 

Een zeldzame mogelijkheid in dit soort standen. Wederom moet zwart stevig aan de bak om het hoofdje boven water te houden:

 

35...27-32! 36.38x18 12x23

 

en de partij liep later remise. Wit miste overigens nog een kans om een voordelig eindspel te bereiken.

 

Hoekman - Stokkel

Het leven is niet eerlijk. Tegen Jos Stokkel wint Nina wel, terwijl deze langdurig heel behoorlijk van zich afbijt. De tempoverhoudingen (-7) kloppen in de diagramstand niet voor wit. Zwart dreigt veld 24 onder controle te krijgen en de opzet van de omsingelaar compleet te weerleggen. Noodzaak doet wit de sterke zet

 

30.37-31!!

 

vinden. Hij hoort er bij deze opstelling van de witte lange vleugel eigenlijk niet bij. Maar door de dreiging 33-28 dwingt deze zet een belangrijke verzwakking af:

 

30...8-13!?

 

Immers de formatie 8,12,17 belangrijk voor het oprollen van de witte lange vleugel (zonder een stuk op 48) sneuvelt.

 

Zwart zou kunnen proberen deze formatie te handhaven via 30...23-28?! Wit reageert vanzelfsprekend met 31.34-29! en brengt de dreiging 29-23 in de stand. Het moge duidelijk zijn, dat als wit de ruil 32.29-23 18x29 33.33x24 voor elkaar krijgt, zwart nooit meer tot iets zinvols met 17-21x21 komt. Na 31...17-21 32.26x17 12x21 33.31-26 sneuvelt schijf 28. De enige manier om de ruil 29-23x24 eruit te halen is 31...18-23 32.29x18 12x23 33.33-29 23x34 34.39x30. Zwart komt dan nooit meer tot 17-21x21, maar heeft vrijheid in het centrum en staat zeer goed.

 

31.33-29 23-28!? 32.38-33 13-19 33.42-38 18-23 34.29x18 12x23 35.41-37 7-12?!

 

Een noodgreep in tijdnood. Zwart was ongetwijfeld 35...20-24? van plan. Echter dan volgt het kenmerkende zetje 36.34-29 23x34 37.39x30 28x48 38.37-32 48x25 39.32x1 en de zwarte dam staat ingesloten.

 

36.33-29 28-32 37.29x16 32x41

 

en er ontstond een zeer ingewikkeld afspel, waarin zwart een fout meer maakte dan de witspeler.

 

 

Thijssen - Michaltsjenko

 

Tijdens het wereldkampioenschap won Kees een fraaie partij van Michaltsjenko. Ton Sijbrands behandelde de partij in de Volkskrant. Strikt genomen is het eigenlijk geen 'trampoline'. Tijdens de masterclass werd opgemerkt, dat zwart in deze stand zijn enorme ontwikkelingsvoorsprong in de strijd kan werpen via 17...23-28 18.40-34 3-9 19.45-40 10-14 en na het aangewezen 38-32x32 heeft zwart groot centrumoverwicht.

 

17...10-14? 18.33-29! 23x34 19.40x29 3-9 20.38-33 18-23 21.29x18 12x23 22.42-38 7-12 23.44-40 2-7 24.37-31!

 

Wit schakelt eveneens over naar een ander plan. Hij verliest de controle over veld 24 en moet zoeken naar alternatieven. Dat is mogelijk omdat hij met vooruitziende blik heeft opgebouwd met 42-38.

 

 24...15-20 25.47-42! 20-24 26.41-37 12-18 27.49-44! 8-12 28.40-34 24-30 29.33-29 23-28* 30.38-33 19-23 31.42-38 11-16 32.45-40!?

 

Ton Sijbrands geeft in de diagramstand aan, dat wit sneller kan winnen met 32.44-40. De achterloop 32...30-35 is dan verhinderd door de afwikkeling 33.38-32 27x49 34.31-27 22x42 35.33x2 35x24 36.2x37 42x31 37.36x27 49x21 38.26x8 X. Dank zij deze truc heeft wit de gelegenheid met 33.40-35 de verdediging van de zwarte lange vleugel te slopen.

 

32...6-11!? 33.37-32 28x37 34.31x42 30-35? 35.34-30 23x45 36.42-37 35x24 37.26-21 17x26 38.44-40! X 

 

 

Gantwarg - Sijbrands

In de partij speelt wit de zet 13.37-31!? en het wordt niet veel meer. Met de kennis van nu zou Anatoli het plan 13.34-30 23x34 14.40x29 2-8 15.46-41 20-24 16.30x19 14x34 17.39x30 15-20 18.25x14 10x19 19.30-25!! hebben gespeeld met het trampolineplan in het achterhoofd. Zwart moet vrijwel 19...19-23 spelen met insluiting van het materiaal van de eigen korte vleugel en het centrum. Want 19...18-23 heeft wit sterk de oversteek 20.25-20. Dat verandert niet als zwart eerst 19...5-10 (20.44-40) inlast.

 

Rentmeester - Wiebe van der Wijk

 

In deze partij is een stand ontstaan met een treffende gelijkenis met overeenkomstige varianten uit de 32-28 16-21 opening. Alleen heeft wit nooit 31-26 gespeeld. Als laatste zet heeft zwart 14-19 gespeeld om de twee om twee 33-28x28 eruit te halen. Dat blijkt wat onhandig. Wit schakelde over naar een trampoline via:

 

13.30-24! 19x30 14.34x14 23x34 15.39x30 4-10 16.43-39 10x19 17.48-43 19-23!?

 

Hierna is het zwarte materiaal van de korte vleugel definitief niet in staat zich naar het centrum te ontwikkelen en ontstaat er een gevaarlijke trampoline. In deze stand zou in tegenstelling tot de gebruikelijke situaties de zet 17...18-23 in aanmerking komen. Doordat schijf 31 nog niet op 26 staat heeft wit niet de afwikkeling 36-31 en 33-28x9 met goed spel. Op 17...18-23 heeft wit evenwel 18.33-28xx28 met isolatie van de zwarte voorpost.

 

18.45-40?! 5-10 19.40-34 10-14?

 

Hierna kan zwart niet meer ontsnappen. Speelbaar is wellicht 19...3-9 20.30-25 (33-28!) 9-14 21.34-30 14-19 22.30-24 19x30 23.35x24 en zwart heeft diverse extra mogelijkheden om zich te verdedigen. Speelbaar zijn 13-19x9 resp. 23-28.

 

20.30-25 1-6!? 21.34-30 23-28*

 

De enige zet. Doordat veld 31 nog bezet is, zijn zetten als 11-16 of 13-19 onspeelbaar. Op 14-19 is de twee om twee naar veld 20 verschrikkelijk. Na 15-20 is de ruil 33-28x28x29 dodelijk. Het tempo 21...3-9 kan beantwoord worden met 22.30-24 (dreigt) 23-28* 23.33-29 18-23? 24.29x18 12x23 25.45-40 14-19 26.31-26 19x30 27.35x24 en zwart moet offeren, vanwege de trampolinezetjes ingeleid met 39-33. Bijvoorbeeld 27...7-12? 28.39-33!, 24-20 en 38-32x33x20 X.

 

22.44-40 18-23 23.31-26 13-19 24.30-24

 

De bekende afwikkeling 24.39-34 en 38-32x33x29 komt in aanmerking.

 

24...19x30 25.25x34 12-18 26.35-30 7-12 27.40-35 11-16 28.33-29 6-11

 

Na 28...17-21 29.26x17 12x21 30.30-25 (dreigt) 8-12 31.29-24 21-26 32.34-30 14-19 33.24x13 18x9 34.39-33 en 38-32x33x29 gaat wit rechts als een mes door de boter.

 

29.30-25 8-13 30.29-24! 3-8? 31.34-29 23x34 32.39x30 13-19 33.24x13 18x9 34.38-32 27x38 35.43x23 9-13 36.42-38 13-18 37.23-19 14x23 38.47-42 23-29

 

en zwart wist het vege lijf te redden.